Posts

Posts uit 2005 tonen

Jan Siebelink. Knielen op een bed violen. Amsterdam: De Bezige Bij, 2005.

Gaandeweg moest ik me gewonnen geven. Knielen is een erg Nederlands boek, en dat betekent onder andere dat de zinnen wel erg kort zijn, en aan dat brokkelige moest ik wel even wennen: Korte, striemende slagen. Hij staarde met wijdopen ogen naar de grond. Pijn. Geen verwondering, het leek of de afstraffing langs hem heen ging. Wee, wie met zijn Formeerder twist! De roman gaat over een tuinder in Velp die door een heel naar soort calvinisme, een dat niets met de kerken te maken wil hebben maar wil teruggrijpen op de gedachten van zestiende-eeuwse hervormers, wordt gepakt en daardoor verandert van een vrolijke man in een af en toe heel nare vader. Siebelink heeft er in interviews geen geheim van gemaakt dat het boek heel autobiografisch is, en eigenlijk kun je het ook alleen als autobiografie begrijpen: de verhaallijnen zijn af en toe te kronkelig om verzonnen te kunnen zijn. Dat autobiografische maakt ook het ontroerende uit: het is aangrijpend om te zien hoe een zoon na vele vele jaren

Ziko Marcus Sikosek. Sed homoj kun homoj. Universalaj Kongresoj de Esperanto 1905-2005. Rotterdam: UEA, 2005.

Ziko Sikosek is een jonge en de enige echt serieuze historicus van de Esperanto-beweging. Hij is nu bezig met een proefschrift over de geschiedenis van de Wereld-Esperantovereniging en hij schreef eerder een boek met de veelzegggende titel Esperanto sen mitoj (Esperanto zonder mythen). Ook gaf hij een kleine serie cd's met historische geluidsdocumenten uit. In het boekje Sed homoj kun homoj geeft hij over ieder congres enkele aardige wetenswaardigheden. Het boekje is verder geïllustreerd met foto's en afbeeldingen van congressnuisterijen als speldjes en naambordjes. De titel ('Maar mensen met mensen') verwijst naar een uitspraak van Zamenhof, de auteur van het Esperanto, tijdens het eerste congres, honderd jaar geleden: "Heden kwamen tussen de gastvrije muren van Boulogne-sur-Mer niet Fransen met Engelsen samen, of Russen met Polen, maar mensen met mensen." Sikosek heeft wel oog voor het amuserende detail: Bij een loket voor een toneeluitvoering in het kader

Ingmar Heytze. Utrechtse gedichten. Utrecht: Bijleveld, 2005.

Van Ingmar Heytze lees ik denk ik bijna alles; in het afgelopen jaar in ieder geval Nietsche schrijft een laatste vers en Schaduwboekhouding . Het eerste is, net als Utrechtse gedichten , een gelegenheidswerkje. Het tweede is een echte zelfstandige bundel. Van het eerste was ik niet echt onder de indruk, en de dichter deed me de eer aan om mijn commentaar erop te lezen en zelf ook weer van commentaar te voorzien . Het tweede vond ik prachtig. Hoe zit het nu met de Utrechtse gedichten ? Dat lijkt toch wel weer vooral een gelegenheidsboekje te zijn over Heytzes stad, de stad waar hij woont en die hij zelden of nooit verlaat. De liefde voor een stad of voor gebouwen in een stad blijft alleen helaas uiteindelijk toch te abstract: Utrecht is een grijze dame met een opgebroken hart. Utrecht is een toverstad waar baksteen groeit tot kathedralen Utrecht is een pleisterplaats voor magistralen, zenuwlijders, zakkenwassers, zakkenvullers, dromers en vandalen. De eerste vergelijking vind ik niet

Ingvar Ambjørnsen. Beyond the great indoors. London: Black Swan, 1997.

Twee mannen die in de eerste helft van hun leven nauwelijks sociale vaardigheden hebben opgedaan - Elling groeide tot zijn 35e op bij zijn moeder, Kjell komt uit een familie waarvan hij alle leden haat - zitten onder begeleiding van een sociaal werker in een flatje in Oslo. Ze moeten de wereld leren kennen, en ze gaan daarbij voortvarend te werk: hoewel Elling in het begin niet eens in staat is een telefoontje te plegen (omdat hij zich de hele tijd voorstelt hoe zijn gesprekspartner eruit ziet en erbij zit), krijgen de mannen in de loop van het boek een stel katjes in huis, gaan ze op stap naar het platteland en worden ze zelfs dronken, terwijl Elling bevriend raakt met en bekende dichter en Kjell zelfs een heuse vriendin krijgt. Er zijn heel veel boeken over onaangepaste personen in gevecht met de maatschappij, en het is vast niet voor niks dat de naam van de andere schrijver van het obsessieve Oslo, Knut Hamsun, twee keer genoemd wordt. Dit boek is een stuk vrolijker dan Honger van

Michel Houellebecq. La possibilité d'une île. Paris: Fayard, 2005.

Wat een rare schrijver is Michel Houellebecq toch. Hij lijkt het idee te hebben dat het genre van de science fiction de toekomst van de literatuur vertegenwoordigt, en dat het klonen de toekomst van de mensheid is. Hij gelooft niet in de vriendschap, maar wel in de liefde, mits deze (i) gekoppeld is aan seks, óf (ii) gevierd wordt tussen mens en hond. Het verhaal van La possibilité d'une île is net zo vreemd als de verhalen van de sekte waarop het voor een groot deel gebaseerd is -- de raëlieten: een beroemd cynisch satiricus komt in aanraking met die sekte, en wordt vervolgens een van eersten die een eeuwig leven tegemoet gaat: door steeds zelfmoord te plegen en dan ruimte te geven aan een wetenschappelijk gefabriceerde jongere kopie van zichzelf. Maar tweeduizend jaar later komt de vijfentwintigste kopie erachter dat het geluk ook niet te vinden is in een leven van onthechte contemplatie. Hoe raar dit allemaal ook is, na honderd bladzijden was ik volledig meegesleept. De kracht

Tony Faber. Stradivarius. Five violins, one cello and a genius. London: Pan Books, 2004.

Antonio Stradivari was een succesvolle houtsnijder die pas op latere leeftijd het aandurfde zich helemaal op de viool te richten. Die toen nog jarenlang moest experimenteren voor hij de ideale vorm gevonden had, en die een soort vernis gebruikte dat iedereen in zijn stad kende, maar dat inmiddels volkomen onbekend is geworden. Zijn violen en cello's stonden in eigen tijd nog lang niet zo hoog aangeschreven als nu; ze werden eigenlijk populair doordat min of meer toevallig een bepaalde stijl van vioolspelen doorbrak, en doordat Stradivariusviolen daar zeer geschikt voor bleken. Ik ben wel geïnteresseerd in muziek, maar lees er niet vaak boeken over. Stradivarius is heel prettig geschreven en zit vol vaart: zowel het leven van de vioolbouwer als de gang van zes van zijn instrumenten worden verteld en gaandeweg ben ik veel te weten gekomen dat ik nog niet wist: dat Stradivarius pas tot de tweede generatie van vioolbouwers behoorde, omdat het instrument niet veel eerder werd uitgevond

Hella Haasse. Sleuteloog. Amsterdam: Rubinstein, 2003.

Dit was voor het eerst dat ik een hele roman heb beluisterd -- via de iPod die ik een paar weken geleden heb gekocht. In het begin kostte het me wat moeite om in het verhaal te komen, meer dan het geval zou zijn geweest als ik de letters voor me zou hebben gehad, maar gaandeweg raakte ik eraan gewend. Zoals ik ook gewend raakte aan de stem van Willem Nijholt, die misschien het enigszins tuttige van het milieu (een ouderwets soort intellectuelen, de hoofdpersoon is een professor emerita in de kunstgeschiedenis) extra benadrukt, bijvoorbeeld door de overdreven precieze manier waarop hij slotmedeklinkers uitspreekt. Het verhaal is niet uitzonderlijk spannend: de hoogleraar komt er gaandeweg achter dat haar beste vriendin en haar man haar in het verleden waarschijnlijk langere tijd bedrogen hebben. Daarnaast wordt er veel verteld over ons Indië in de jaren dertig, de ingewikkelde raciale verschillen die er gemaakt werden, het leven van Nederlanders in zo'n vreemde omveving. Alles bij e

Carla Boos (redactie). Andere tijden. Amsterdam/Antwerpen: L.J. Veen, 2004.

Dit boek heb ik gekregen van de redactie van Andere tijden omdat ik een keer aan het tv-programma heb meegewerkt. Het boek is, als ik het goed begrijp, gebaseerd op de uitzendingen van het seizoen 2003-2004. Dat levert een merkwaardige uitgave op: ongeveer vijfentwintig korte beschouwingen over allerlei historische onderwerpen (de Bilderberg-conferentie, de Iraanse opstand, het racisme van Gerard Reve, de beslommeringen van het Nederlands elftal in 1974) zonder veel samenhang, ook al zijn ze dan in enkele thema's gegroepeerd --- maar die hebben dan ook algemene titels als 'catastrofes', 'orde en gezag', 'euforie', enz. Alles bij elkaar is dit meer een dik uitgevallen populair-wetenschappelijk tijdschrift over geschiedenis dan een boek: plezierige treinlectuur.

Daniel de Roulet. L'homme qui tombe. Paris: Buchet/Chastel, 2005.

Een maandlang heb ik in dit boekje gelezen, en ik heb het nog niet uit, en het interesseert me eenvoudigweg niet genoeg om het uit te lezen. Een werkzieke ingenieur die werkt voor een atoomenergiebedrijf komt in quarantaine (vanwege de SARS, weet u nog) vast te zitten en raakt daar verstrengeld met het leven van een Tsjetsjeense dame. Op het eind van het verhaal moet hij van een gebouw vallen, want zo begint het boekje, maar hoe dun het boekje ook is, ik kan het niet opbrengen om uit te gaan vinden waarom dat nu precies gebeurt. Ik moet toch ook weer verder met mijn leven, ik kan toch maar niet bezig blijven met die bordkartonnen figuren uit de pen van meneer Roulet.

Edward van de Vendel. Wat rijmt er op puree? Amsterdam: SCNP/Querido, 2005. (Kinderboekenweekgeschenk)

Ik kan me niet herinneren dat ik voor het laatst een kinderboekenweekgeschenk gelezen heb, maar vorige week kocht ik een boek op de laatste dag van de kinderboekenweek en mocht dit toen ook meenemen. Nu heb ik het ook maar gelezen, ook omdat ik al een maand worstel met mijn onvermogen een boek te vinden dat ik uit kan lezen. (Dat ligt meer aan mij dan aan de boeken, natuurlijk.) Wat rijmt er op puree? is in de eerste plaats heel modern: de hoofdpersonen rappen, een klasgenootje draagt een hoofddoekje, de leraar is homo, het is wat dat betreft dik in orde (alleen wordt er wel meer gezegd over het beroep van de vader van de hoofdpersonen dan over dat van de moeder). Van een verhaal is helaas niet echt sprake, of in ieder geval niet van een verhaal dat je bijblijft. De hoofdpersonen -- een tweeling -- krijgen ruzie met de invaljuf, en beginnen haar te pesten. Voor straf moeten ze daarom de hele herfstvakantie thuisblijven. Ze ontmoeten dan hun buurmeisje, op wie ze een beetje verliefd ra

Nelleke Noordervliet. Altijd roomboter. Amsterdam/Antwerpen: Augustus, 2005.

De overgrootmoeder van Nelleke Noordervliet werd geboren in 1856 en overleed in 1953; dat betekent dat de schrijfster als kind haar nog heeft gekend, en daarmee in contact heeft gestaan met de tweede helft van de negentiende eeuw. In dit boek gaat ze na hoe die overgrootmoeder haar tijd beleefd moet hebben. Helaas is er over Engelbertha Teljeur-Wiggelaar maar weinig bekend, zodat het boek gedragen moet worden door de schrijfster. En helaas kan Nelleke Noordervliet die taak niet aan. Wat was het bijvoorbeeld mooi geweest als Noordervliet als een onvermoeibare verslaggever in de geschiedenis was gedoken, als je het idee had dat ze elke steen had bovengehaald om meer over haar oma te weten te komen: mensen proberen op te sporen die haar nog gekend hebben &emdash; dat moeten inmiddels zelf oude mensen zijn geweest, maar ze zullen er toch nog wel zijn &emdash;, mensen die in soortgelijke milieus hebben geleefd; al had ze maar uitgebreide beschrijvingen gegeven van de huidige staat v

Henry James. The Portrait of a Lady. London: Everyman's Library, 1991.

Bij bevallingen schijnt het hormonaal zo te werken dat de vrouw snel na de geboorte alle pijn vergeten is, en zich alleen nog het geluk herinnert van het kindje dat in haar armen lag. Misschien is datzelfde effect er verantwoordelijk voor dat The Portrait of a Lady van Henry James allerwegen als een belangrijk boek wordt beschouwd. De laatste honderd bladzijden zijn weergaloos mooi, vooral de ruzie die Isabel eindelijk met haar echtgenoot heeft is meesterlijk, net als het gesprek dat ze onmiddellijk daarna met haar schoonzus voert, en waarin deze onthult wat het geheim van die man eigenlijk is -- dat zijn kind van degene is die zogenaamd alleen een vriendin is. Maar ik vind dat je dan toch eigenlijk niet mag vergeten dat de eerste driehonderd pagina's een enorme worsteling opleveren met een vreselijk opdringerige alwetende verteller -- die steeds weer laten weten dat hij er is, maar het verhaal niet echt op gang weet te krijgen -- en dat ik ook in de tweehonderd pagina's na die

Ronald Giphart. Troost. Amsterdam: Podium, 2005.

Van Ronald Giphart had ik nog nooit een boek uitgelezen; Phileine zegt sorry had ik na een paar bladzijden weggelegd omdat ik het te flauw vond. Ik begon dan ook alleen maar aan Troost omdat ik niet genoeg vliegtuiglectuur bij me gestoken had en omdat dit boek over koken ging. Wat een ontdekking! Troost is een geweldig goed geschreven, zeer onderhoudend boek waarbij het water je bovendien ook nog eens in de mond loopt. Het verhaal van een topkok met een eigen televisieprogramma die binnen korte tijd op het toppunt van zijn roem heel zijn leven in elkaar ziet storten zit heel goed in elkaar, het wordt met enorme vaart verteld, het is grappig en het geeft je zin om weer eens echt goed uit eten te gaan (dat is dan wel weer een beetje jammer als je in het vliegtuig naar Tromsø zit). Bovendien zit het vol met aardige gedachten over roem en liefde voor het vak en obsessie en televisie, zonder dat de schrijver daar nu zo verschrikkelijk ingewikkeld over doet. Troost is het boek waarvan je

Carl Friedman. De grauwe minnaar. Amsterdam: G.A. van Oorschot, 1997 (1996).

Dit boek heb ik ooit van iemand cadeau gekregen, maar ik weet niet meer van wie of bij welke gelegenheid. In ieder geval ben ik zo ondankbaar geweest om het jarenlang in de kast te laten staan. Vlak voor ik op reis ging met het vliegtuig, trok ik het onlangs uit de kast. En nu ben ik nog steeds ondankbaar, want ik vond er niet veel aan, de drie verhalen die in dit boek gebundeld zijn. Er worden allerlei enorme emoties aangeraakt, maar nergens werd ik door die gevoelens meegesleept. Het eerste verhaal is een heel merkwaardige geschiedenis die zich afspeelt in een joods dorpje in Polen aan het eind van de negentiende eeuw; in dat dorpje wonen allerlei karikaturale personen die dingen meemaken die mogelijk een symbolische lading hebben. In het tweede verhaal wordt de zoon van een joods echtpaar gaandeweg zo fundamentalistisch dat hij uiteindelijk een Palestijn doodschiet, maar waarom hij dat doet noch hoe wanhopig de ouders daarvan moeten worden, wordt erg inzichtelijk. In het derde verha

Philippe Claudel. Les âmes grises. Paris: Stock, 2004 (2003).

Aan de stapels bij zelfs de Nederlandse boekwinkels te zien, moet dit een van de grote literaire successen van Frankrijk zijn geweest, de afgelopen jaren. Het is ook niet moeilijk in te zien waarom: in tegelijk eenvoudig maar ook poëtisch proza wordt een zeer treurig verhaal verteld over liefde en dood. Dat verhaal heeft tegelijkertijd ook nog iets van een detective. Het decor is de Eerste Wereldoorlog, net als in de populaire film (eerder dit jaar gezien) Un long dimanche de fiançailles en in zekere zin The Maze van Panos Karnezis — als we de Grieks-Turkse oorlog voor het gemak ook tot de Grote Oorlog rekenen. Er zijn meer vergelijkings punten tussen The Maze en Les âmes grises . Beide spelen zich af in een geïsoleerd plattelandsdorpje; in beide wordt veel werk gemaakt van de verschillen tussen elite en het gewone volk, in beide wordt aangetoond hoe absurd het is om nog over misdaad te spreken tegen een achtergrond van grootschalig moorden. Maar Les âmes grises is van de twee het

Mark Mazower. The Balkans. From the end of Byzantium to the present day. London: Phoenix, 2001.

Dit is een heel korte inleiding in de geschiedenis van een van de woeligste gebieden van Europa. Op de Balkans hebben de oosterse (islamitische) en de westerse (christelijke) wereld eeuwenlang op elkaar gestoten. Mazower laat overigens zien dat dit de meeste tijd en voor de meeste mensen helemaal niet tot veel problemen geleid heeft. Integendeel, veel boeren namen onbekommerd gebruiken van hun buren over ("wij zijn moslims van de maagd Maria"), zozeer dat de autoriteiten zich geregeld zorgen maakten over de 'onwetendheid' van hun schaapjes. Mazower legt de nadruk sterk op de wederwaardigheden van de gewone man: wat dacht en voelde die bij alle gebeurtenissen. Omdat dit boek nogal kort is voor een dusdanig lange periode — vanaf het Byzantijnse rijk tot nu — en een zo groot gebied — omdat de Balkan nooit een eiland is geweest, is het ook van belang wat er in Turkije en in West-Europa gebeurde — maakt Mazower daarbij wel af en toe gebaren die wel heel erg groot zijn. Toc

William Boyd. Armadillo. London: Penguin, 1998.

Een expert op het gebied van 'verliesbeperking' -- iemand die voor een verzekeringsmaatschappij probeert vast te stellen of de geleden schade wel zo hoog is als door de schadelijder is opgegeven -- raakt steeds meer in de problemen omdat iedereen de schuld voor alles op hem afschuift. Een vrouw die hij nog maar net ontmoet heeft, vertelt haar man dat ze al anderhalf jaar lang een gepassioneerde verhouding met hem heeft, zodat ze die man flink jaloers maakt. Zijn werkgever ontslaat hem om een duistere malversatie wit te wassen, enz. Een amusant boek? Als je net als ik kort geleden een ander boek van William Boyd gelezen hebt, Stars and bars , vallen je de overeenkomsten op met dit boek. Een man die een beroep heeft dat taxatie inhoudt (in S&B taxatie van kunstwerken, in dit boek van verliezen voor de verzekering) en die het gevoel heeft dat hij zijn leven op orde heeft, wordt ineens geconfronteerd met allerlei zich opstapelende problemen in zijn privé-leven en op zijn werk.

David Lodge. Author, author. London: Penguin, 2005 (2004).

De romans van de schrijver Henry James verkopen niet, en daarom droomt hij ervan een gevierde toneelschrijver te worden. Hij vestigt al zijn hoop op die carrière, maar het loopt erop uit dat hij wordt uitgejouwd. Ondertussen hebben mindere literaire helden wel grote successen -- zoals zijn vriend George Du Maurier, 'eigenlijk' een tekenaar, die echter om geld te verdienen een roman schrijft ( Trilby ) en daarmee ongehoord populair wordt. Author, author is een verhaal over ambitie en mislukkingen en over vriendschap. Alle getob van James, die zo zijn best doet en zoveel ziet mislukken, en die zoveel afstand tot de mensen probeert te bewaren en er tegelijk soms zo dichtbij komt, wordt op een meesterlijke manier uiteengezet. Dit is een prachtig boek. Van David Lodge had ik al de vrolijke romans Changing Places en Small World en de iets minder geslaagde Nice Work en Thinks gelezen. Maar dit is met die boeken niet te vergelijken, een meesterwerk. Het is daarbij natuurlijk toch

Heiner Link. Frl. Ursula. Hamburg: Rowohlt, 2003.

Meestal lees ik de boeken waaraan ik begin uiteindelijk ook wel helemaal uit, maar met dit boek heb ik het niet gehaald. Heiner Link lijkt een cultauteur in Duitsland te zijn, maar voor mij is het een mengeling van de brokkelige opbouw van de boeken van Gerrit Krol en de toon van Arnon Grunberg. Nu zijn dat allebei schrijvers die ik graag lees, maar nu net niet om hun opbouw en hun stijl. Het middelmatige leven wordt beschreven zonder dat dit middelmatige leven op enig moment interessant wordt. Een man alleen beschrijft allerlei wederwaardigheden uit zijn eigen leven, vooral in verband met allerhande vrouwen, en dan weer met name met een juffrouw Ursula die bij een supermarkt werkt. Ook zijn buurman blijkt er, hoewel getrouwd, nog een heel leven naast te hebben.

Francis Wheen. How mumbo-jumbo conquered the world. London: Harper, 2004.

Volgens Francis Wheen is er sinds Margaret Thatcher en Ayatollah Khomeini tegelijkertijd aan de macht kwamen steeds meer onzin op de wereld gekomen. Hij 'bewijst' dat door een boek te schrijven die een lange catalogus bezit van alles wat hij voor onzin houdt: zelfhulpboeken, de economische politiek van Ronald Reagan, astrologie, postmodernisme, Deepak Chopra, de internet-hype, ufologie, Enron, de verering van prinses Diana, de Derde Weg, de politieke ideeën van Noam Chomsky. Dat is in het begin amusant om te lezen, vooral als je veel van die dingen zelf ook onzin vindt. En het is altijd prettig om te weten dat er mensen zijn die nog pal willen staan voor de ratio en de Verlichting. Maar na een tijdje begint het toch een beetje te vervelen, vooral omdat er geen enkele poging wordt gedaan tot het geven van enige analyse waarom men in de afgelopen twintig jaar zoveel gevoeliger zou zijn geworden voor onzin. Zelfs toont Wheen niet aan dat het nu erger is dan pakweg vijftig of hond

Ilja Leonard Pfeijffer. In de naam van de hond. De grote gedichten. Amsterdam: Arbeiderspers, 2005.

Er zijn mensen die niet van de gedichten van Ilja Pfeijffer houden — mensen die zich niet laten afleiden door zijn tv-optredens en zijn polemieken, maar die toch zijn gedichten teveel van het goede vinden. Ik begrijp die mensen wel, maar ze hebben ongelijk. Dat bewijst deze bundel, die je alleen kunt begrijpen als je hem in een keer doorleest — als ik voldoende romantisch zou zijn, zou ik zeggen: 's nachts, met een fles drank bij de hand. Maar volgens mij zijn die extra's niet nodig, ook op een warme dag in de Leidse hortus botanicus werkt het prima. Je moet je wel willen laten meeslepen door duistere hoofdletterloze regels als: en weer mist november met negen warmgesluierde haremarmen in slierten zachtvochtige sitarmuziek te huilen op blootgevreeëen pasjabuik verkussend maar hij laat zich omlippen en bearmen als een landerij onder loom likkend zonlicht het is een boek waarin geen fatsoenlijke vrouw voor wil komen Bovendien blijkt de dichter (verderop in ditzelfde gedicht) nota

Franz Kafka. Amerika. München: Süddeutsche Zeitung Bibliothek, 2004.

Net als de vorige drie boeken die ik gelezen heb, gaat ook Amerika weer over een Europeaan in de Verenigde Staten. Althans, daar lijkt het op. In werkelijkheid komt er geloof ik geen enkel met name genoemd persoon in het boek voor die geen Europeaan is (alleen van de zangeres Brunelda weet ik het niet zeker). Het gaat dus meer over Europa, en een ander lijkt zich enkel in Amerika af te spelen om er zeker van te zijn dat Karl Rossmann niet zomaar naar huis kan terugkeren. Het boek is nogal fragmentarisch en dat maakt het moeilijk om te lezen. Het verhaal leidt niet ergens naar toe, het is door Kafka nooit voltooid, en het vereiste wat wilskracht om door te zetten. Toch zal ik dit boek niet snel vergeten. Een beetje bladeren op het internet leert dat ik weinig over het boek zou kunnen weten zeggen dat iemand anders niet al eerder gezegd heeft. Zo deed de sfeer me af en toe onweerstaanbaar denken aan Modern Times van Chaplin denken: dezelfde confrontatie van het individu met het fraai g

Timothy Garton Ash. Free world. Why a crisis in the West reveals the opportunity of our time. London: Penguin, 2005 (2004).

Artikelen van Garton Ash over de oorlog in Irak en over de verhouding tussen Amerika en Europa in de New York Review of Book heb ik met veel plezier gelezen -- maar ik kan niet anders zeggen dan dat dit boek me tegengevallen is. Amerika en Europa verschillen cultureel helemaal niet zoveel van elkaar, dat lijkt de boodschap van dit boek te zijn, het ligt allemaal veel genuanceerder. En trouwens, als ze wel van elkaar verschillen, vullen ze elkaar aan. Frankrijk en Engeland verschillen trouwens ook niet zoveel van elkaar. Het ligt allemaal een stuk genuanceerder, begrijpt u. In het tweede deel ontheelt Garton Ash een toekomstvisie, en dat is een heel degelijke, sociaal-democratische. We moeten proberen elkaar te begrijpen, we moeten proberen de landen die zuchten onder een dictatuur heel voorzichtig (zonder militair ingrijpen) de vrijheid te brengen, we moeten wat doen aan de armoede in de wereld, en dan vooral in het Arabische deel ervan. Heel redelijk allemaal, maar het verrast nooit

William Boyd. Stars and bars. London: Penguin, 1985 (1984).

Op de voorkant van het boek staat het Empire State Building, maar dat klopt niet: slechts een klein deel speelt zich in New York af. Het grootste deel van het verhaal verkeert de Britse hoofdpersoon, Henderson Dores, in het zuiden van Amerika, temidden van allerlei idioten, die hij moet tolereren omdat hij een verzameling impressionistische schilderijen wil veilen voor zijn veilinghuis. Hij verkeert er met de veertienjarige dochter van zijn ex-vrouw, met wie hij nu ook weer wil trouwen, omdat hij beseft dat hij nooit gelukkiger was dan toen hij met haar getrouwd was. Ondertussen heeft hij ook nog een affaire met Irene, die hij eigenlijk mee had willen nemen op reis. Hij werd met de dochter opgescheept omdat hij tegen zijn ex-vrouw had gezegd dat hij naar Washington ging, om een smoes te hebben, en de dochter moest ook net naar Washington, dus die kon hij mooi nemen. Dit is het soort verwikkelingen waar het boek vol van staat. Waar Jakob Heim in Amerika niets heeft meegemaakt , buitelen

Jakob Hein. Formen menschlichen Zusammenlebens. München: Piper, 2005 (2003).

Jakob Heins boek Mein erstes T-shirt vond ik heel grappig . Volgens de omslag van dit boek zou het gaan over een reis door Amerika die de schrijver niet zo lang geleden gemaakt had. De allereerste bladzijde van het boek is heel goed geschreven. Het viel allemaal enorm tegen. In de eerste plaats liegt het omslag: dit gaat helemaal niet om een reis die him recentelijk heeft gemaakt, maar om een van ongeveer vijftien jaar geleden, toen de schrijver ongeveer negentien was. Hij is toen een jaar in de VS geweest. Waarom hij herinneringen aan die periode moet ophalen, is onduidelijk, want hij heeft er maar weinig meegemaakt: hij is een paar maanden in New York geweest, een paar maanden in Calefornië, en ook nog her en der in wat andere steden. Daar heeft hij bij een aantal mensen gelogeerd, en soms had hij er een baantje. Waarom dat allemaal bijzonder genoeg is om na al die jaren nog eens op te rakelen, snap ik niet. En zo grappig als Mein erstes T-shirt wordt het in ieder geval nooit. Jam

Panos Karnezis. The Maze. London: Vintage, 2005 (2004).

Het Franse tijdschrift (en website) Lire had niet zo lang geleden een lijstje met jonge Europese auteurs die de toekomst van de romankunst in Europa zouden vertegenwoordigen. Uit dat lijstje koos ik Panos Karnezis , een Griekse jongeling — haha, hij is in hetzelfde jaar geboren als ik — die in Londen woont en in het Engels schrijft. En wat voor Engels! Hij lijkt potdorie Joseph Conrad wel. Net als veel immigrantenschrijvers heeft hij een enorm bloemrijke stijl, vol met woorden die je moet opzoeken in je woordenboek, maar in dit geval leidt dat in het geheel niet af van het verhaal. En het verhaal is prachtig, hartverscheurend. Een leger Grieken dat er na de Eerste Wereldoorlog opuit is gestuurd om ervoor te zorgen dat Asia Minor weer in Griekse handen kwam, zwerft na in 1922 jammerlijk verslagen te zijn, een tijdje door de woestijn tot het in een dorpje terechtkomt dat tot dan toe van de oorlog verschoond is gebleven. Zowel in het leger als in het dorpje vinden we opmerkelijke figure

Brian Greene. The Fabric of the Cosmos. London: Penguin, 2005 (2004).

"The new Hawking, only better" staat er op gezag van The Times op de cover van dit boek. Dat ben ik dan helemaal met die krant eens, maar dat komt ook wel doordat Hawking een heel slechte schrijver is: geen enkel boek van die man heb ik ooit helemaal uit kunnen lezen, terwijl ik de onderwerpen - hoe zit de ruimte in elkaar, waar komt de tijd vandaan - toch heel interessant vind. Brian Greene is een veel betere schrijver, ik heb het idee dat de natuurkunde die hij beschrijft nog veel geavanceerder is dan die van Hawking, maar ik heb er veel minder moeite mee om te snappen wat hij wil zeggen, sterker nog, ik schiet door zijn boek heen. Maar nu ik dat allemaal gezegd heb, moet ik er meteen bijvertellen dat ik The Fabric of the Cosmos veel minder goed vond dan Greenes eerste boek, The Elegant Universe dat ik vorig jaar las . Nu kon Greene daar ook moeilijk nog overheen gaan. Dit boek is meer een soort schil die om The Elegant Universe heen gelegd wordt: er wordt meer uitgelegd

Erik Jan Harmens. Underperformer. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2005.

Achterin deze dichtbundel staat een 'Verantwoording' die tot mijn verbazing begint met de woorden 'Enkele gedichten verschenen eerder in de tijdschriften...'. Dat had ik nou nooit gedacht, dat je uit deze bundel enkele gedichten zou kunnen halen. Underperformer maakt namelijk veel meer de indruk van één lang gedicht te zijn, over, eh, tja... over een underperformer? Nee, veel meer over de taal, de taal van vandaag de dag: ik vond mijn eigen taal uit en haalde alle woorden door verving de drum van mijn laserprinter en drukte een eindeloze hoeveelheid appelkruimeltaartrecepten af Het gaat natuurlijk boven alles om dat woord appelkruimeltaartrecepten : drie hoeraatjes daarvoor, zoals ook voor de volgende strofe uit datzelfde gedicht: mijn buismaag die alleen nog koude pap verdraagt en mijn hoofd dat hunkert naar kip alle mensen die ik fusilleerde met de hunkering van een man met een buismaag naar kip En nog veel meer hoeraatjes voor alle andere strofen en regels in deze

Mark Boog. De helft van liefde. Amsterdam: Cossee, 2005.

Nadat ik zijn vorige boeken gelezen had, heb ik in Neder-L een stukje geschreven om uit te leggen waarom ik Mark Boog bewonder, maar De helft van liefde is niet zijn beste boek. Dat komt doordat er een vrouw in voorkomt. Die vrouw is volgens de flaptekst 'zo nuchter als brood' en dat bederft de pret. Net als in zijn eerdere romans is de hoofdpersoon die in zijn eigen hoofd zit opgesloten, nee, laten we maar gerust zeggen, aan wie een steekje loszit. In dit geval gaat het om de lijstenmaker Mannes Delft, die (waarschijnlijk) een dochtertje verzonnen heeft, haar daarna heeft laten sterven in een auto-ongeluk, en nu in de rouwperiode die erop volgt zijn vrouw dreigt kwijt te raken. Mannes is een volkomen geobsedeerde figuur, die in archaïsche zinnen in zichzelf praat en met anderen voornamelijk communiceert in de vorm van lange monologen: «'Ja!' begon hij zodra de gelegenheid zich voordeed. 'Daar zegt u wat. Nut. Niet, zelfs nooit, uit het oog verliezen, zelfs al ne

Philip Roth. The dying animal. Londen: Vintage, 2002 (2001).

Boeken over relaties tussen oudere intellectuele zestigers en meisjes van in de twintig zijn een kleine wereldwijde trend — neem mij nu, ik heb al boeken over dit onderwerp gelezen van onder andere Krabbé en Coetzee. Ook in The dying animal is het weer raak: een kunstcriticus en docent van 62 krijgt een verhouding met een meisje van 24. Hoewel de man al veel verhoudingen met studentes heeft gehad, raakt hij nu toch in de problemen want hij wordt, jawel, verliefd. Tijdens de eerste 100 bladzijden — van de 160 die het boekje telt — dacht ik: ja, dat thema dat kennen we nog wel. Bovendien kan de verteller die immers ook leraar is nogal uitwijden over al zijn theorieën over de ontwikkeling van de vrouwelijke seksualiteit in de twintigste eeuw en aanverwante thema's. Het is dan ook niet echt een roman: het is een novelle, er is een man aan het woord over het leve en over zijn grote liefde, de jonge, mooie Cubaanse Consuela. Maar in de laatste bladzijden pakt die Roth je toch weer beet,

Amélie Nothomb. Stupeur et tremblements. Paris: Albin Michel, 1999.

Met angst en beven dienen Japanners zich traditioneel tot hun bovengeschikten te wenden, maar angst en beven zijn Amélie, de vertelster in dit boek, niet gegeven. Ze gaat in de vroege jaren negentig, toen wij allen jonge twintigers waren, werken bij een Japans bedrijf. Daar wordt ze stelselmatig gekleineerd. Het begint er al mee dat haar eerste baas haar de opdracht geeft om een brief te schrijven aan Adam Smith, dat de golfwedstrijd van zaterdag niet doorgaat. Wie Adam Smith is en in welke verhouding hij staat tot de opdrachtgever, vertelt hij er niet bij. Dus schrijft Amélie vol overgave de ene na de andere versie van de brief: een zakelijke, een romantisch-smachtende, enzovoort. Iedere brief wordt onmiddellijk door de baas verscheurd -- zonder dat hij erbij zegt waarom hij niet deugt. Uiteindelijk krijgt Amélie de taak om de toiletten op haar verdieping te onderhouden, voor iets anders houdt men zo'n vlerk niet geschikt. Ze heeft dan ook al een aantal vreemde, Nothomb-achtige

Piet Gerbrandy. Drievuldig, feilloos, vals. Amsterdam: Meulenhoff, 2005.

Waarom eraan begonnen: Een paar jaar geleden las ik een gedicht van Piet Gerbrandy in een bundel gedichten over taal; ik vond dat toen een van de beste gedichten in die bundel, zoals ik natuurlijk ook schreef . Dat gedicht staat nu ook in drievuldig, feilloos, vals en het paste er ook uitstekend in. Wat: Volgens mij schrijft Piet Gerbrandy klassieke gedichten. Ik weet niet of iemand anders dat ook ooit is opgevallen, maar volgens mij lijkt hij – ondanks zijn uitgesproken voorkeur voor het grootse en het ruwe, voor Homeros en Lucebert - nog het meest op Horatius. Vrijwel alle gedichten hebben een vrij strakke vorm, zij het een ongebruikelijke of zelfbedachte: een gedicht ('Fris klateren struise struikharige nimfen') heeft bijvoorbeeld verzen van telkens vier regels waarvan de derde en de vierde iets inspringen. Bovendien heeft ook de bundel als geheel een heel strakke opbouw: drie afdelingen met ieder precies 23 gedichten, en onder elk gedicht staat een 'bodem', een e

Nick Hornby. The polysyllabic spree

Nick Hornby. The polysyllabic spree . San Francisco: Believer Books, 2004. Waarom eraan begonnen: Nick Hornby is een schrijver van amusante romans: About a boy , High fidelity en How to be good heb ik de afgelopen jaren gelezen en allemaal met plezier. Dit is een boek over lezen, en ik houd van lezen. Het is zoiets als dit weblog, maar dan beter. Het inspireert me in ieder geval om hier voortaan beter mijn best op te doen op deze rubriek; ook omdat ik begin te merken dat ze gelezen worden. Wat gaan we nu krijgen! Om te beginnen er wat structuur in aan te brengen — al is dat dan ook niet rechtstreeks door deze stukjes geïnspireerd, want die hebben niet zo'n structuur. Wat is het toch leuk om te lezen — toch wel bijna het leukste wat er is. Wat: The polysyllabic spree is een verzameling maandelijkse columns die Hornby in 2003 en 2004 schreef voor het Amerikaanse tijdschrift The Believer . Elke maand beschrijft Hornby welke boeken hij gekocht, en welke hij gelezen heeft. Er zijn

Tonino Benacquista. Quelqu'un d'autre

Tonino Benacquista. Quelqu'un d'autre . Paris: Gallimard, 2002. Twee mannen komen elkaar tegen op de tennisbaan, spelen een wedstrijd en zakken daarna door. In hun dronkenschap besluiten ze dat ze elkaar over drie jaar weer zullen ontmoeten, maar dat ze dan geworden zijn wie ze altijd al wilden worden: iemand anders, de man van hun dromen. De een verdwijnt uit zijn leven van lijstenmaker, meet zich een nieuw gezicht aan en wordt prové-detective. De ander ontdekt de verlokkingen van de wodka en de vrouw van zijn dromen, en doet en passant een uitvinding die hem slapende rijk maakt. Dit is een voorbeeld van een onwaarschijnlijk genre - een literair feel-goodbook over de midlife crisis , geschreven door een Fransman met een Italiaanse naam. Maar het is al die dingen: literair omdat het zo goed geschreven is en ieder persoon op zijn eigen wijze iets van het thema -- ‘Al siet men de luy men kensse niet' -- laat zien; feel-good omdat er werkelijk helemaal niets misgaat, tot in he

Ingmar Heytze. Schaduwboekhouding

Ingmar Heytze. Schaduwboekhouding. Gedichten en miniaturen . Amsterdam: Podium, 2005. Ik denk dat Ingmar Heytze onderschat is, al weet ik niet zo goed waarom. Deze bundel vind ik in ieder geval prachtig, prachtig, prachtig. Toen ik Heytzes vorige bundel gelezen had (met gedichten over filosofen), schreef ik dat ik hoopte dat er snel een 'echte bundel' zou komen. Die is er nu. En hoe! Het is vooral een bundel over de gewone, alledaagse liefde. Dat is een kneuterig onderwerp, maar Heytze maakt er iets prachtigs en ontroerends van. Het lijkt iets te zijn van samen slapen -- en dan echt slapen, met de oogjes toe, al wordt er af en toe ook nog wel iets gezegd: M. schudt me wakker en vraagt: 'Meuwefe wazzemas agelef draam?' of iets anders wat ik niet eens bij benadering kan verstaan. Misschien onderschat Heytze zichzelf wel door van die kleine onderwerpen te nemen. Nee, dat is onzin. Ik denk dat hij hier precies de beste onderwerpen voor zichzelf heeft. Het is ook prettig, z

Jan Wolkers. Zomerhitte.

Jan Wolkers. Zomerhitte . Stichting CPNB, 2005. Een fotograaf bewondert de natuur en een vrouw op een (wadden-)eiland, en wordt zo gaandeweg getuige van drugssmokkel door een minimale bende, die bestaat uit de vrouw en twee mannen. Eind goed, al goed: de mannen gaan dood, de vrouw gaat met de fotograaf op 'huwelijksreis' naar Zuid-Frankrijk. Merkwaardig: dat de hoofdpersoon herhaaldelijk aan andere personen vertelt wat hij heeft meegemaakt: iets wat je zelf ook al gelezen had, behalve dat de fotograaf er elke keer weer een draai aan geeft. Het zal wel over realisme gaan. Als een oude schrijver na jaren van zwijgen ineens weer opduikt, kun je dat werk vergelijken met zijn oudere werk (ik heb eigenlijk ook alleen het oudste werk gelezen: Kort Amerikaans , Serpentina's Petticoat , Terug naar Oegstgeest , Turks fruit .) Maar opvallender vond ik de gelijkenis met andere schrijvers. Het meest in het oog springt de overeenkomst met Maarten 't Hart, bijvoorbeeld met diens laat

Wim Emmerik en Giselle Meyer. Bewogen. FIlmgedichten in gebarentaal

Wim Emmerik en Giselle Meyer. Bewogen. FIlmgedichten in gebarentaal . Amsterdam: Rubinstein: 2005. In de Nederlandse gebarentaal kan ik hallo! zeggen, vertellen wie ik ben en in welke stad ik woon, en een kopje thee bestellen. Dat is nauwelijks het niveau waarop je gedichten kunt begrijpen -- met talen die ik veel beter spreek heb ik het wat dit betreft wel moeilijk. Toch is dit een mooie dvd: omdat alles zo mooi en met zoveel zorg is uitgevoerd, de filmpjes, het begeleidende boekje, de vertalingen, maar toch ook omdat die gedichten op een bepaalde manier inderdaad mooi zijn om te zien. Bovendien legt Wim Emmerik in een filmpje heel duidelijk en aantrekkelijk uit op welke principes gebarentaalpoëzie gebaseerd is. Poetry International gaat dit jaar speciale aandacht besteden aan gebarentaalgedichten. Ik ga zeker luisteren!

Tommy Wieringa. Joe Speedboot

Tommy Wieringa. Joe Speedboot . Amsterdam: De Bezige Bij, 2005. Er wordt wel beweerd dat je je spieren al kunt trainen door alleen maar aan lichamelijke activiteit te denken. Als dat zo is, heb ik sinds ik Joe Speedboot gelezen heb, een enorm krachtige rechterarm ontwikkeld. De verteller, Frans Hermans ofwel François le Bras, kan sinds een ongeluk geen lichaamsdeel meer controleren, behalve zijn rechterarm. Met die ene arm moet hij het leven pakken, en dat doet hij ook uit alle macht: hij draait er papierbriketten mee, schrijft de geschiedenis van zijn dorp Lomark en wordt een succesvol armworstelaar. De geschiedenis gaat vooral over een jongen die als nieuwkomer het dorp inkomt, die bommen maakt en een echt werkend vliegtuig, en die zichzelf een naam gegeven heeft: Joe Speedboot. Ook Fransjes carrière als armworstelaar geschiedt onder aanvoering en training van Joe. Doordat de personages zo excentriek zijn, doordat een ervan lichamelijk gehandicapt is, doordat het (arm)worstelen er z

Ben Elton. Past mortem

Ben Elton. Past mortem . London: Bantam Press, 2004. Een vrijgezelle privé-detective gaat via internet op zoek naar verloren liefdes van de middelbare school en komt zo in aanraking met hun mislukte levens. Hij merkt dat sommige mensen nooit van die middelbare school los komen; ook in zijn werk, waar hij ontdekt dat er een seriemoordenaar aan het werk is die allerlei voormalige pestkoppen op een gruwelijke manier vermoordt: door precies dat te doen wat zij ooit hun slachtoffers aandeden, tot de dood erop volgt. Dat raakt ook aan zijn eigen leven, want hij gaat ondertussen naar bed met zowel het populairste meisje van zijn klas indertijd, in de jaren tachtig, als met een punkerig meisje dat hij indertijd als zijn beste vriendin beschouwde. De laatste blijkt getreiterd te zijn door de eerste, en de eerste moet dit nu met de dood bekopen. De seriemoordenaar vindt zijn slachtoffers via het Engelse equivalent van schoolbanken.nl, waar sommige scholieren hun beklag doen over het gedrag van a

Bill Bryson. A short history of nearly everything.

Bill Bryson. A short history of nearly everything . London: Black Swan, 2004. In vijfhonderd pagina's (pocketeditie) beschrijft Bryson de geschiedenis van het universum, van de wereld, van het leven op aarde en van de voorouders van de mens. Op het omslag staat de volgende aanbeveling: He never loses sight of his subject's power to astonish; he has a nose for the sort of fact that causes people to open their mouths wide in wonder. Every single page of his book contains three or four utterly bizarre facts... Deserves to sell as many copies as there are protons in the full stop that ends this review (at least 500,000,000,000).' Craig Brown, Mail on Sunday Dat slaat de spijker op de kop, niet alleen omdat het beschrijft wat je aan dit boek kunt bewonderen — iemand anders noemt het een bravourestukje, het is het populair-wetenschappelijke boek dat alle andere populair=wetenschappelijke boeken overbodig moet maken &mdash maar ook wat er uiteindelijk zo vermoeiend aan is. Het

Erik Menkveld. Prime time.

Erik Menkveld. Prime time . Amsterdam: Van Oorschot, 2005. Zijn vorige bundel heb ik aan heel veel mensen cadeau gegeven, maar met de nieuwe Menkveld zal ik dat niet zo snel doen. Het is wat minder woest allemaal, wat bedaagder en vooral wat minder vrolijk. Een gedicht -- een gelegenheidsgedicht -- is een uitzondering. Dat wilde ik aan 1 persoon cadeau doen, en dat heb ik ook gedaan. Zo'n vriendschap Zo'n vriendschap die zich aanvankelijk even verliefd waant niet lang alsof een jonge eik zich even roos zo'n jong begonnen vriendschap toevallig ontsproten aan een onvoorziene avond eten onvoorziene disgenoten jong beginnend allemaal collega's gelachten dat we toen en later vaak ook weer weet jij nog waarom iets met omgestoten water ijsklontjes op iemands ik geloof mijn schoot zo'n vriendschap die huisraad een huwelijk uit helpt takelen bel me als je het niet meer dag en nacht wat je nooit deed toen tot mijn spijt geloof ik achteraf zo'n vriendschap die soms even zi

Gijs Groenteman. Ischa. Verhalen van verwanten, vrienden en vrouwen

Gijs Groenteman. Ischa. Verhalen van verwanten, vrienden en vrouwen . Amsterdam: Prometheus, 2005. Het is wel raar dat de tienjarige sterfdag van Ischa Meijer vooral herdacht wordt met zoveel reportages over zijn leven -- een radioprogramma , een televisiedocumentaire en dit boek -- en met zo weinig werk. Nee, dat klopt niet, ik lees ineens dat al zijn radiointerviews op internet komen. Nou, daar gaan we dan naar luisteren. De man heeft dan ook wel een zeer opmerkelijk leven gehad, of beter nog, een zeer opmerkelijk karakter: tegelijkertijd trouweloos en gezellig, boosaardig en aardig. Daarom kun je er ook geen genoeg van krijgen. Dit boek is in ieder geval mooi gedaan, het bestaat uit aan elkaar gelaste citaten, waarbij je de lassen niet meer ziet. Ik herinner me dat Ischa Meijer zoiets ook weleens geprobeerd heeft, op de radio: dat hij een collage wilde maken van de reacties die mensen via de telefoon op een bepaalde stelling gaven. Maar dit boek is beter.

Hans Verhagen. Moeder is een rover.

Hans Verhagen. Moeder is een rover . Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2004. Van Hans Verhagen kan ik me al meer dan twintig jaar een zinnetje voor de geest halen: 'met haar mond voor witte chocolade'. Ik hoorde hem ooit een gedicht op de radio voordragen, en daar zat dit zinnetje in. Dat ergerde me en intrigeerde me tegelijkertijd. Ik heb het altijd onthouden, maar nog nooit iets van Verhagen gelezen. Zijn nieuwe bundel (deze) is geloof ik een vernieuwde doorbraak en een redelijk succes. Dat is ook wel terecht, het is een mooie bundel, en hij opent al met een paar regels die bijna net zo onthoudbaar zijn als die zin van twintig jaar geleden. De eerste bijvoorbeeld: Die het kwade spreken krijgen steeds meer te vertellen In dit ondermaanse licht ontleend aan schaduwen anderen de vingers breken tot ze niet meer meetellen om ooit de sultans ezel voor zich uit te mogen duwen Verhagens toon houdt het midden tussen die van Lucebert en een schooljongen in een melige bui, en dat is in

Geert Mak. Gedoemd tot kwetsbaarheid

Geert Mak. Gedoemd tot kwetsbaarheid . Amsterdam/Antwerpen: Atlas, 2005. Over 2 november 2004, en over alles wat erna gekomen is, moeten nog veel essays geschreven worden. Wat gebeurde er precies op die dag? En vooral: op de dagen die volgden? Er moeten detailstudies komen die heel precies voor elke in brand moskee nagaan, wie het gedaan heeft, en waarom. Het gedrag van de media in de eerste weken moet tot op de bodem worden geanalyseerd. De gangen van Mohammed B. moeten uitentreure worden nagegaan. Enzovoort. Hoe zat het precies met de inval in het Laakkwartier? Geen thrillers, geen tv-films, maar reportages en beschouwingen moeten we hebben! Geert Mak heeft een eerste bijdrage willen leveren, met een curieus boekje van nauwelijks 100 pagina's oud. Je denkt dan dat het een pamflet is, een vlammend betoog, al is het dan een vlammende oproep tot matigheid. Dat is het ook wel een beetje, maar het is toch vooral iets anders: het begin van een geschiedsschrijving. Curieus om zinnen te

Patrick Modiano. Une jeunesse.

Patrick Modiano. Une jeunesse . Paris: Gallimard (Folio), 1997 (1980). Gek hoe soms nergens op gebaseerde vooroordelen bevestigd kunnen worden. Bij Modiano had ik altijd -- zonder ooit een boek van de beste man gelezen te hebben het idee: goed hoor, knap hoor. Nu heb ik dan een van zijn bekendste boeken gelezen en ik vond het erg afstandelijk. Het thema ontworteling en het thema van de invloed van het verleden op het heden worden heel intelligent en in onderlinge samenhang behandeld, maar het raakt je niet. De personages zijn ook zo raar contactarm (ja dat past natuurlijk goed bij die ontworteling). Aan het eind gaan de twee gelieven Louis en Odile bijvoorbeeld over een weg: Un matin qu'ils suivaient la Corniche, entre Nice et Villefranche, Louis éprouva une curieuse sensation de légèreté et d'hébétude, et il aurait voulu savoir si Odile la partageait. En waarom vraagt hij dat dan niet effe?

Moses Isegawa. Voorbedachte daden.

Moses Isegawa. Voorbedachte daden . Amsterdam: De Bezige Bij, 2004. Als dit boek niet op een tekstverwerker geschreven is, eet ik het op. Het is veel te lang. Het begint enorm intrigerend, over een vijftigjarige Oegandese asielzoeker, Dismas Moesigoela, die uit woede over het bestaan van AIDS -- waarvan hij op gezag van een nonfictieboek aanneemt dat het een westerse uitvinding is -- allerlei westerse onderzoeksinstellingen in de brand steekt, met een autochtone kompaan. Maar na verloop van tijd besluit die kompaan dat hij iets anders gaat doen, en dan zakt het boek in elkaar. Om de een of andere reden houdt Moesigoela het dan namelijk ook voor gezien, niet alleen met dingen in de brand steken, maar ook met zich boos maken over AIDS -- of beter over de ziekte die in het boek 'de Regelaar' genoemd wordt. Tot hij op het eind ineens weer heel heftig in actie komt. Ondertussen heeft hij zich wel druk gemaakt over een hele reeks ongesorteerde andere problemen: het treinverkeer, het

H.M. van Randwijk. Burgers in nood.

H.M. van Randwijk. Burgers in nood . Nijkerk: Callenbach, 1936. 70 jaar geleden moet dit boek een enorm succes geweest zijn: twintigduizend exemplaren zijn er toen van verkocht, als ik het goed heb opgezocht. Dit jaar ben ik misschien wel de enige (of de eerste) die het gelezen heeft. En dat dan nog niet eens helemaal, want uiteindelijk boeide me het toch niet genoeg: na ongeveer driekwart heb ik het een paar weken geleden opgegeven, en inmiddels ziet het ernaaruit dat ik er niet verder in zal komen. Als historisch en literatuurhistorisch document is het nog best aardig. De depressie van de tijdgeest die in dit boek wordt uitgedrukt, stelt de depressie van onze huidige tijd duidelijk in de schaduw. In Burgers in nood voelt niemand zich goed: de werkelozen natuurlijk niet, maar de werkenden ook niet, omdat ze altijd bang zijn dat ze nog eens ontslagen worden, en de bazen evenmin, omdat ze mensen moeten ontslaan en hun bedrijven te gronde zien gaan. Hoewel de hoofdpersonen christelijk z

Tore Janson. Latijn. Cultuur, geschiedenis en taal

Tore Janson. Latijn. Cultuur, geschiedenis en taal . Amsterdam: AUP/Salomé, 2004. Tore Janson vond de Romeinen, en trouwens de meeste mensen, vreselijk, maar het Latijn vindt hij prachtig. Hij schrijft zo enthousiast over de geschiedenis van die verschrikkelijke lui van het heden tot ergens in de zeventiende eeuw, dat je zin krijgt om weer wat gedichten van ze te lezen. Wat dan weer jammer is: dat hij de hele tijd tussendoor je allerlei Latijn wil aanleren, dat hij bij elk woord dat hij tegenkomt, even stilstaat om uit te leggen wat het betekent ( femina betekent 'vrouw', dames en heren) en welke woorden in Europese talen er allemaal mee verwant zijn ( femme, femininistisch, feminien ). De zin van het derde hoofdstuk, waarin enkele grammaticale regels van het Latijn op een rijtje worden gezet, ontgaat me zelfs volledig: dat is een taai, heel schools stuk, waarin nauwelijks moeite wordt gedaan om een en ander aantrekkelijk te maken. Janson schrijft beter over de mensen die hij

Christian Gailly. Dernier amour.

Christian Gailly. Dernier amour . Paris: Les éditions de minuit, 2004. Een componist weet dat hij binnen een paar dagen gaat sterven. Hij woont de wereldpremière van zijn laatste strijkkwartet bij, maar het publiek wordt boos over zoveel gevoelloosheid, en begint om Beethoven te roepen. De volgende dag trekt hij zich terug in de villa van hemzelf en zijn vrouw. Hij heeft zijn vrouw zijn dood willen besparen, maar nu komt hij nog een andere vrouw tegen, een getrouwde vrouw, een jazz-zangeres. Zij wordt zijn laatste liefde. Wat een verschrikkelijk boek. Het is pretentieus in zijn nietpretentieusheid, in het contact met de echte gevoelens die het maakt (jazz tegenover dorre modern-klassieke muziek), met een soort idee over de liefde dat je ook in Franse films uit de jaren zestig zoveel ziet: het bestaat uit het eindeloos praten, in allerlei halfbakken metaforen die de diepzinnigheid van je gevoelens moeten suggereren. En dit alles geschreven in een stijl die helemaal bij zo'n boekje p