Vergilius. Aeneis. Groningen: Historische Uitgeverij, 1996 (1995, 19 v. Chr.)

Voor de Aeneis, ooit beschouwd als de bodem onder de Westerse cultuur, wordt niet veel reclame meer gemaakt. Ik herinner me dat mijn leraar Latijn op de middelbare school mij in ieder geval vertelde dat hij dacht dat ik vast veel liever Horatius zou lezen — dat heb ik dan ook uitgebreid gedaan. Ook herinner ik me een stuk van Piet Gerbrandy in de Groene van 1995 waarin hij Vergilius' boek tot 'flutwerk' verklaarde (later ook verschenen in zijn Boeken die ertoe doen.

De reden voor die moderne afkeer is ook wel begrijpelijk. De Aeneis is in de eerste plaats heel duidelijk een 'navolging' van de Ilias en de Odyssee, en wij lezen liever de originelen. Zoals een jonge collega die ik zaterdag in de boekwinkel tegenkwam, zei: 'Bij Vergilius moet je de hele tijd denken aan al die verwijzingen van en naar andere boeken, Homeros is directer.' Maar erger is misschien nog wel: de Aeneis is een werk van slaafse propaganda voor de heersende machthebber in Vergilius' tijd. Dat is niet bepaald in overeenstemming met ons ideaal van een onafhankelijke dichter. Horatius en Ovidius hebben wat dat betreft trouwens vergelijkbare imago-problemen.

Als je dan eindelijk de Aeneis leest, blijkt er toch wel veel te genieten. Vooral valt op wat een vreemd propagandawerk dit eigenlijk is. Neem de beroemde liefdesgeschiedenis tussen Dido en Aeneas. De laatste is de grote held en stamvader aller Romeinse keizers, en Dido is een koningin van Carthago, de aartsvijand van Rome. Ze beginnen een relatie, Dido is hevig verliefd en biedt Aeneas alles aan wat hij heeft, maar de laatste moet, vanwege zijn 'plichtsgevoel' ineens halsoverkop weg, zonder iets tegen haar te zeggen. Gerbrandy vindt dat dit het werk onsympathiek maakt, dat je in zo'n hork moet geloven, maar je kunt ook zeggen dat het een enorme spanning geeft aan het boek. Geloofde Vergilius zelf wel in zijn propaganda?

Dat gevoel krijg je ook heel sterk in het tweede deel van de Aeneis, waarin Aeneas' Trojanen in Italië neerstrijken en eigenlijk op niets af tegen de lokale bevolking beginnen te vechten. De afgerukte lichaamsdelen vliegen je om de oren, maar je raakt als lezer vooral overtuigd van de zinloosheid van al dat geweld. Zoals helemaal aan het eind de Italische held Turnus aan Aeneas smeekt om in leven te mogen blijven, maar de laatste, overmand door woede, deze toch nog even zonder reden om het leven brengt.

Er wordt ook wel gezegd dat de Aeneis behalve voor Augustus ook voor de stoïsche filosofie reclame moet maken, maar ook wat dat betreft lijkt het boek soms meer op antireclame. Wat moet je met zo iemand die alleen maar plichtsgevoel lijkt te kennen en geen enkel meer menselijk sentiment? Ben ik te veel aan het interpreteren als ik denk dat Vergilius zelf eigenlijk gaandeweg niet meer in die praatjes geloofde? Smeekte hij daarom bij zijn dood dat de manuscripten verbrand zouden worden? Waarom zegt Aeneas aan het eind tegen zijn zoon (in de vertaling van Piet Schrijvers die ik gelezen heb):

disce, puer, virtutem ex me verumque laborem
fortunam ex aliis.

Julus, leer van je vader de ware kracht en volharding,
leer het geluk van een ander.

Kennelijk valt van Aeneas geen geluk te leren. En kennelijk wil hij dat zijn zoon wel gelukkig wordt. Het is eigenlijk een wonderlijk, verscheurd boek, de Aeneis. Geen flutwerk, maar het lezen waard.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.