Connie Palmen. Het geluk van de eenzaamheid. Amsterdam: Athenaeum - Polak & Van Gennep, 2009.
Ik vind Het geluk van de eenzaamheid lelijk op bijna ieder niveau dat ik kan bedenken. De individuele zinnen zijn lelijk, er is nauwelijks sprake van enige compositie, doordat er geen voorbeelden worden genoemd en de discussie heel abstract blijft, begint de persoonlijkheid van de auteur nergens echt te leven, en dat alles dus in een pleidooi voor stijl, voor compositie, voor doordenken, en voor persoonlijkheid.
Inhoudelijk lijkt het me ook nog eens romantische onzin: denken dat stijl en persoonlijkheid hetzelfde zijn, dat je in een schrijver die je bevalt een vriend ontdekt. Ik denk dat ik na dit essay geen boeken van Connie Palmen meer zal willen lezen, maar ik heb geen idee of ik haar wel of niet aardig zou vinden in het dagelijks leven.
De recensies die ik heb gelezen, laten dit boekje een polemiek zijn, met Thomas Vaessens, de hoogleraar literatuur die de literatuur zou verkwanselen, en Herman Koch, die een epigoon van J.D. Salinger zou zijn. Ik lees dat er niet zo in (naar Koch wordt inderdaad wel een keer tamelijk expliciet verwezen) en vind het ook niet zo interessant. Eigenlijk vraag ik me sowieso af waarom die hele discussie over hogere en lagere cultuur mij als eenvoudige lezer zou moeten interesseren. Is er een gevaar? Madame Bovary, Don Quichotte en de boeken van Philip Roth (enkele van Palmens voorbeelden) zijn bij iedere beter gesorteerde boekwinkel, en in ieder geval via internet, vrij gemakelijk te verkrijgen. Voor een schrijfster als Palmen, wiens vroege succes op het eerste gezicht vooral te maken had met buitenliteraire factoren, is het misschien belangrijk om haar markt te bevechten. Maar waarom doet ze dat niet door wat mooie boeken te schrijven?
Reacties
Womnderlijk is dat toch.