Posts

Posts uit 2012 tonen

Saadi. De rozentuin. Amsterdam: Bulaaq, 2005 (13e eeuw)

De ware wijsheid is van alle tijden en geldt over de hele wereld. Hier is bijvoorbeeld het beste managementadvies ter wereld, ons gegeven door een 13e-eeuwse Iraniër: begin er niet aan. Van al dat regeren over anderen wordt je alleen maar ongelukkig, net als van het aardse slijk dat je als beloning krijgt: Ben je geketend aan de dagelijkse zorgen, de kans op vrijheid blijft voor je verborgen. Nog een advies: wanneer je een scheet voelt opkomen, houd hem dan niet tegen. De buik is voor de wind een cel. Wees wijs en slaak zijn boeien snel. Hij is je ingewand tot last, Houd hem dus niet onnodig vast. Een zure wind die je gaat tegenstaan, Houd hem niet op als hij wil gaan. Waarom ontroeren dergelijke teksten zo? De taal die de dichter en derwisj Saadi schreef, schijnt een heel mooi, exemplarisch Perzisch te zijn geweest, maar ik ken geen Perzisch en heb het dus met de vertaling van de Leidse emeritus J.T.P. De Bruijn moeten doen, dat helder is, maar niet eens de pretentie heeft verple

Jonathan Gottschall. The storytelling animal. Houghton Mifflin Harcourt, 2012

We leven in een wereld van verhalen, en die gaan nooit meer weg. Dat is de boodschap van Jonathan Gotschall in zijn boek The storytelling animal . Volgens Gottschall heeft de mens een aangeboren neiging tot het maken van verhalen. We lezen romans, kijken naar films, we dromen, we vertellen het verhaal van ons leven, we vertellen het verhaal van het ontstaan van de aarde. Er bestaat geen cultuur die geen verhalen vertelt, zegt Gottschall, dus moeten onze gemeenschappelijke voorouders ook al verhalen verteld hebben, dus zit het ergens in ons genetisch pakket. Dat verhaal vind ik niet zo interessant. Ach ja, het zal wel zo zijn - maar het zal allemaal ook vast ingewikkelder zijn: die verhalen zouden weleens uit een samenspel van allerlei andere genen kunnen ontstaan, waarbij ieder van die genen andere functies hebben. Toch is Gottschalls wel een aardig boek; niet te ingewikkeld, maar met een aardig, ahem, verhaal over de mens en het verhaal. Ik was bijvoorbeeld wel onder de indruk van

A.F.Th. van der Heijden. Het schervengericht. Amsterdam: Querido, 2007

A.F.Th. van der Heijden heeft iets met gevangenissen. Al zijn grote romans spelen zich er minstens voor een deel af. In Advocaat van de Handen is een van de cruciale scenes wanneer de advocaat Quispel zich in een Huis van Bewaring bevindt. De hoofdpersoon van De tandeloze tijd, Albert Egberts, trekt zich vrijwillig in een gevangenis in Amsterdam terug om daar te schrijven. Nog een deel van die reeks, het Hof van Barmhartigheid, gaat over Annie E., van wie altijd de vraag is geweest of ze nu wel of niet terecht is opgesloten. En ook een van de weinige verschenen delen van Van der Heijdens andere cyclus, Homo Duplex , speelt zich grotendeels in het gevang af. De belangrijkste plaats van handeling van  Het schervengericht is de Californische gevangenis Choreo, waar een Roman Polanski-achtige figuur wordt opgesloten vanwege seks met een minderjarige, en er in aanraking komt met een Charlie Manson-achtige figuur, de moordenaar van onder andere Polanski's vrouw. Er is trouwens in dit

Joseph Ratzinger (Benedetto XVI). L'infanzia di Gesù. Milano: Rizzoli, 2012.

De huidige paus is misschien wel voor alles een geleerde, een theoloog. Tijdens zijn pausschap heeft hij een uitgebreide studie gepubliceerd over Jezus, waarvan onlangs het derde deel verscheen, over de jeugd van Jezus. Het is een rare combinatie, die van geleerde en paus. Je treedt toch wel op een wat vreemde manier in discussie met je collega-theologen: voor zover dat katholieken zijn ben je toch min of meer hun baas. En sowieso lezen er potentieel miljoenen vrome katholieken mee. Het exemplaar dat ik onder de kerstboom las behoort bijvoorbeeld aan mijn vrome schoonmoeder, die dezer dagen op bezoek is. Ratzinger (zowel zijn burgerlijke als zijn kerkelijke naam staan op het omslag van deze editie) bespreekt in dit boek heel precies wat we weten over de jonge jaren van Jezus, Dat is natuurlijk niet zoveel: de evangeliën zijn bijvoorbeeld niet erg uitvoerig over de eerste jaren - wat wil zeggen zo'n beetje alles voor de laatste een of twee jaar. Hoe halen we de waarheid uit di

Henkjan Honing. Iedereen is muzikaal. Wat we weten over het luisteren naar muziek. Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2012.

Muzikaliteit is een van de wonderlijkste menselijke eigenschappen. Het heeft geen enkel aanwijsbaar evolutionair nut, en toch hebben alle mensen het. Althans, dat laatste in de betekenis die Henkjan Honing eraan geeft in zijn boek Iedereen is muzikaal : we zijn allemaal in staat ritmische patronen en waarschijnlijk ook melodieën te herkennen, en dat op een abstracte manier. We horen ritmes die helemaal niet in het geluid zitten en melodieën die ineens op een hogere toon beginnen. Honing is een inspirerende onderzoeker -- ik moet er hier bijzeggen dat ik de eer heb dat ik de komende jaren een beetje met hem mag samenwerken -- en hij legt zijn ideeën op een heldere en toegankelijke manier uit. Hij heeft duidelijk zelf de afgelopen tien, vijftien jaar in het centrum gestaan van vernieuwend onderzoek naar muziekperceptie en kan dan ook putten uit eigen onderzoekservaringen als hij het verhaal vertelt. In een lange reeks experimenten hebben Honing en zijn groep inmiddels laten zien dat pro

Kris Verburgh. De voedselzandloper. Over afvallen en langer jong blijven. Amsterdam: Bert Bakker, 2012

In de dagen voor kerst, met een Italiaanse vrouw en schoonfamilie die op bezoek komen, lezen dat je zo min mogelijk suikers moet eten – en vooral geen pasta of brood –, is dat geen ultieme vorm van jezelf kwellen? In De voedselzandloper zet de jonge arts en popularisator Kris Verburgh uiteen wat volgens hem het belangrijkste wetenschappelijke inzicht is van onze tijd: dat we veel meer aan preventie moeten doen van gezondheidsproblemen dan aan genezing. En dat de sleutel tot die preventie een gezonde voeding is: een met niet overdreven veel calorieën, zonder op de een of andere manier tot extremisme te vervallen. Door je te richten op wat we wetenschappelijk weten over gezondheid. Verburgh klinkt daarbij af en toe behoorlijk eigenwijs. Hij publiceerde zo'n tien jaar geleden, op zijn zeventiende, zijn eerste populair-wetenschappelijke boek. Inmiddels heeft hij een uitgebreide wetenschappelijke training achter de rug, maar hij klinkt nog steeds een beetje waanwijs. Het dieet dat hij

Christopher Hitchens. Arguably. Boston/New York, 2012.

Afbeelding
Van de dit jaar overleden Christopher Hitchens had ik natuurlijk wel gehoord. Maar ik had nog nooit iets van hem gelezen. Nu heb ik dan vorige maand op een Amerikaans vliegveld zijn laatste boek gekocht, Arguably. Het is een boek waarmee je makkelijk iemand kunt doodslaan – niet alleen lichamelijk, omdat het zo'n lijvig boek is, maar ook geestelijk, vanwege de gigantische eruditie die de schrijver tentoon spreidt. Het boek bestaat uit een zeer groot aantal essays die Hitchens in de laatste zeven of acht jaar van zijn leven schreef en ze omvat een zeer groot aantal onderwerpen: van Amerikaanse presidenten tot en met de Zweedse thrillertrilogie  Millennium  en van de prangende vraag waarom vrouwen eigenlijk niet grappig zijn tot en met de situatie in Noord-Korea. Hitchens overziet al die onderwerpen superieur – je krijgt het gevoel dat hij van alles weet over van alles, ook omdat hij zo duidelijk schreef. Het klinkt allemaal moeiteloos en vanzelfsprekend, het klinkt allemaal al

Christiaan Weijts. Euforie. Amsterdam: Arbeiderspers, 2012.

Afbeelding
Je leest de laatste tijd weleens wat over de kwaliteit van literaire recensies in de kranten: dat het gebasseerd zou zijn op haastwerk, dat het daardoor vol ongemotiveerde oordelen zit, dat er weinig liefde uit spreekt voor het lezen, voor de literatuur. Afgelopen zaterdag werd Euforie,  de nieuwe recensie van Christiaan Weijts, besproken door Arjen Fortuin in NRC Handelsblad ,   in inderdaad een haastige, ongeïnspireerde recensie, die wat mij betreft de crux heeft gemist. (In de Volkskrant had ook al een dergelijk stuk gestaan. Maar van de Volkskrant  verwacht je niet beter.) Fortuin verwijt Weijts vooral "een gebrek aan gekte (...), zowel in het verhaal als in de stijl". Slechts op een paar momenten "zie je weer even de Christiaan Weijts van zijn debuut Art. 285b." Fortuin heeft nog net gezien dat er in het boek af en toe cursieve zinnen staan die "Vermeers geheime gedachten moeten weergeven, (...), amar die worden overwoekerd door de overdosis al te

Stieg Larson. The Girl Who Kicked the Hornet's Nest. Audible.

Afbeelding
Deel 1 van de Millennium -trilogie heb ik gehoord als hoorspel en deel 2 in een verkorte versie. Deel 3 heb ik woord voor woord gehoord, in een onverkorte versie. 24 uur duurde het. Goed dat ik vorige week een vliegreis maakte naar Baltimore – dat heeft me flink vooruit geholpen. Ik lees eigenlijk nooit thrillers. Je hebt er zo'n raar wereldbeeld voor nodig, dat blijkt nu maar weer: een waarin er totaal onvoorspelbare, gevoelloze monsters voorkomen. Mensen die kwaad doen om het kwaad, die zich nooit schuldig voelen, die niet eens de moeite doen om zich te rechtvaardigen. Dat je zulke mensen eigenlijk nooit tegenkomt – de grootste schurk heeft de mooiste verhalen waarom het nodig is om te doen wat hij doet. Volgens mij zijn er twee dingen die je moet begrijpen om Millennium te begrijpen. Dat Stieg Larson kennelijk die drie dikke delen schreef zonder zich erg druk te maken of hij een uitgever zou vinden. En dat er vervolgens miljoenen of tientallen miljoenen deze boeken geleze

Martin Amis. Time's Arrow. Or the Nature of the Offence. Audible, 2008 (1991).

Afbeelding
Een van mijn favoriete gedichten in de Nederlandse literatuur is 'Wij komen ter wereld' van Jan Hanlo: Wij komen ter wereld, met rouw, uit de graven; met rouw die gepast is, omdat wij nog dood zijn. Ons lichaam ontstond uit de grond en uit planten, om eens te bereiken een veilige haven.   Een veilige haven: de schoot ener moeder, waar 't woelig verleden, geleidlijk en langzaam, eindlijk tot rust komt; ik dwaal in mijn vader. In scheidende stromen voltrekt zich het leven. En zo verder. Het ontroerende van dat gedicht is dat alles goed komt, de wereld is mooi wanneer hij achterstevoren wordt gedraaid ('Verkwikkend is meestal de arbeid, en sterkend. Toch nuttig, zoals het opvullen van mijnen: het plaatsen van kolen en stinkende olie waar ze behoren, diep in de aarde'). Martin Amis deed dezelfde truc na Jan Hanlo, in 1991, nogmaals. In Time's Arrow beleeft een ziel het leven van degene die hij bewoont achterstevoren. Diegene (Todd Friendly heet hij in het

Philip Roth. Deception. Brilliance Audio, 2009 (1990).

Afbeelding
Als Philip Roth ooit een boek heeft geschreven dat een luisterboek moest worden, dan was het Deception : het boek bestaat geheel en al uit dialogen van een Amerikaanse schrijver (Philip) die in Londen woont. Meestal spreekt hij met zijn minnares tijdens hun geheime afspraakjes, maar er zijn ook wat gesprekken met andere minnaressen, met zijn vrouw en met een jaloerse man die hem ervan verdenkt iets met zijn vrouw te hebben. Die dialogen worden hier prachtig uitgesproken door twee acteurs, een man en een vrouw. Het boek is niet erg dik, het is een van de kortere werken, uit een periode vlak voordat Roth zich met enkele grote en beroemde boeken definitief als een heel belangrijke schrijver zou leren kennen. Deception  stamt uit een periode waarvan ik dacht dat ik niet zoveel hield. Ik had het mis: wat een mooie, melancholische studie van het menselijk bedrog en uiteindelijk toch ook van de liefde is dit boek. In recensies op het internet wordt wel gezegd dat een sterk punt van he

Guus Kuijer. De bijbel voor ongelovigen. Het begin. Genesis. Amsterdam: Athenaeum—Polak & Van Gennep, 2012.

Afbeelding
Is het nodig, dat er een aparte bijbel komt voor ongelovigen? Natuurlijk niet. Er zijn al zoveel bijbels, en je hoeft niet eerst gedoopt te zijn om die te kunnen kopen en lezen. Sterker nog, er zullen in Nederland niet heel veel mensen zijn die nog letterlijk geloven wat er in Genesis wordt verteld. Maar tegelijkertijd kan de bijbel niet vaak genoeg worden naverteld – vooral als dat met het vertelplezier en de schwung  van Guus Kuijer gebeurt. Iedere verteller voegt weer iets nieuws toe, buigt het verhaal weer naar zichzelf toe, zoals Kuijer ook verschillende van zijn vertellers laat benadrukken. Kuijer heeft vertellers gekozen die over het algemeen wat buiten de grote lijnen stonden (Sara, de vrouw van Abraham; Benjamin, de zoon van Jakob; de eeuwige outsider Isaak). In zijn versie zijn het ook degenen die het geloof van de echt drijvende krachten van wat afstand bezien. Zo vertelt Cham, de zoon van Noach, het verhaal van zijn vader als het verhaal van een halve godsdienstwaanz

Florian Zeller. La jouissance. Paris: Gallimard, 2012.

Afbeelding
Zie hier de ingrediënten voor een Franse moderne roman: de hoofdrolspelers bewonen een appartement in het centrum van Parijs. Ze hebben een semi-artistiek beroep. Ze klagen over de stand van de moderne Franse literatuur. Zodra je ze alleen laat, geven ze zich over aan orale seks. La jouissance  van Florian Zeller voldoet precies aan alle eisen. De ingrediënten komen er keurig in voor. Het boek gaat over de tot mislukking gedoemde relatie tussen twee dertigers – tot mislukking gedoemd omdat ze niet echt van elkaar houden. Er wordt een parallel geschetst met Europa: de relatie tussen Frankrijk en Duitsland is ook zo (ik weet niet precies wat de parallel van de orale seks is). Op die manier wordt dan in ieder geval de illusie geschapen van iets meer diepte – het boek gaat ook nog echt over 'onze tijd'. De baas van de vrouwelijke hoofdpersoon zegt zelfs ergens dat Europa binnenkort tot de derde wereld gaat horen, dus er ligt zelfs verdoemenis over het boek. Ik geloof dat Zell

Julian Barnes. Flaubert's Parrot. Knopf, 1985.

Afbeelding
Wat is het toch fijn om een lezer te zijn! Af en toe ontdek je ineens een heel nieuwe schrijver: zo een die al een groot oeuvre geschreven heeft en nog vorig jaar een intrigerend nieuw boek geschreven heeft. Julian Barnes bijvoorbeeld. Vorige week las ik zijn intrigerende The sense of an ending.  Ik geloof dat ik aan zijn beroemdste boek Flaubert's parrot  begonnen ben om nog iets meer te kunnen begrijpen van The sense.  Maar dankzij de papagaai ben ik meteen begrepen. Hoe kun je een biografie schrijven van Gustave Flaubert, de schrijver die het werk ver voor de persoonlijkheid stelde? Hoe kun je zelfs in zo iemand geïnteresseerd zijn? Dat kun je eigenlijk niet, althans niet als persoon van vlees en bloed. De enige die in zo iemand geïnteresseerd mag zijn is een verzonnen personage. Zoals Geoffrey Braithwaite, de 'hoofdpersoon' van Flaubert's Parrot , wanneer je dat boek tenminste als een roman wil lezen. Braithwaite denkt veel over de naam van Flaubert  na, bij

Howard Jacobson. Zoo Time.

Afbeelding
Guy Ableman is een schrijver in een tijd waarin uitgevers al in paniek raken als ze een schrijver zien aankomen – bang dat hij misschien wel eens een goed boek geschreven zou kunnen hebben. Dat ze dan moeten uitgeven, terwijl niemand het meer wil hebben. Het is niet zijn enige probleem. Een ander is dat hij verliefd is op, of in ieder geval verlangt naar, zijn schoonmoeder, Polly, die nooit een boek gelezen heeft. Zoo Time  is een satire op de moderne letterkundige wereld, waarin er veel te veel schrijvers zijn, en eigenlijk nauwelijks nog lezers. De paar lezers die Ableman tegenkomt, lijken alleen maar te lezen om de schrijver tijdens een literaire avond onder de neus te kunnen drukken wat een hekel ze eigenlijk aan zijn schrijfstijl en zijn onderwerpen hebben. Bijna iedereen in het vak gaat eraan onderdoor, verschillende agenten plegen op een krankjoreme manier zelfmoord en worden vervangen door jonge dingen die nog bij Ableman op schoot gezeten hebben. Zijn vrouw schrijft verv

Richard Millet. Langue fantôme. Suivie d'Éloge litteraire de Anders Breivik. Pierre-Guillaume de Roux Éditions, 2012

Afbeelding
De uitgever Richard Millet heeft in Frankrijk voor enorme ophef gezorgd met zijn pamflet  Langue fantôme. Suivie d'Éloge litteraire de Anders Breivik . Dat komt vooral door het tweede deel, een stuk van een pagina of tien waarin hij Anders Breivik verdedigt als een soort kunstenaar, die weliswaar iets vreselijks gedaan heeft, maar dat wel op een perfecte manier heeft uitgevoerd. Inmiddels heeft Millet moeten opstappen bij zijn werkgever, Gallimard, en is hij ook anderszins van alle kanten aangevallen. Ik moet zeggen dat het mij wel terecht lijkt dat Millet bij Gallimard moest opstappen. Hoe kan iemand zulk verward hysterisch gekrijs op papier brengt ooit een goed boek herkennen als hij het moet uitgeven? En dan heb ik het nog niet eens over die verdediging van Breivik, want die staat achterin het boek, en toen toeterden mijn oren al behoorlijk van al het geroep over de vreselijk treurige, derdewereldstaat waar het Frans in is geraakt, door toedoen van allerlei buitenlanders d

Julian Barnes. The Sense of an Ending. Audiobooks, 2011.

Afbeelding
Wat veel lezers van The sense of an ending lijkt te overkomen: nadat ik het boek uitgelezen had, begon ik meteen  opnieuw. Ik heb nog nooit een boek tweemaal onmiddellijk achter elkaar gelezen (of beluisterd, maar dat maakt geen verschil). Wat gebeurt daar op het eind? Wat is dat voor een eind? Had je die niet veel eerder zien aankomen? En is die laatste draai wel echt de laatste? Zit er niet ergens in het verhaal een heel andere draai verstopt? Het is nog sterker. Nu ik The sense of an ending  uitheb, en het nog steeds niet weet (een beetje googlen brengt je op allerlei theorieën, maar er lijkt niemand te zijn die het echt allemaal sluitend weet te krijgen, er blijven altijd nog wel wat intrigerende draadjes hangen), ben ik zelfs andere boeken van Barnes gaan lezen. Om te beginnen zijn bekendste, Flaubert's Parrot – ook heel lezenswaard, ik zal er binnenkort wel  over schrijven, hier. In ieder geval staat er een beschouwing in over einden van romans, over hoe onnatuurlijk d

Tom-Jan Meeus. De grote Amerikashow. Amsterdam: Nw Amsterdam, 2012.

Afbeelding
Hoe verkoop je een boek over het moderne Amerika aan een Nederlands publiek? Nou, hebben ze gedacht bij Nw Amsterdam, dat doen we zo: Realiseert Nederland zich wel wat de risico’s zijn van een gepolariseerde maatschappij met rechts en links populisme? Meeus beschrijft wat het in de Verenigde Staten in veertig jaar heeft opgeleverd: een onbestuurbaar land dat zo doordrenkt is van wantrouwen dat zelfs luiers, bier en onderwijs gepolitiseerd worden. (...) Het creëert een maatschappij waarin mensen alleen nog geloofwaardigheid kunnen kweken door een dagelijkse show op te voeren.  Het paradoxale van zo'n beschrijving is natuurlijk dat het zo'n Amerikaanse tekst is: een beetje over de top met kreten als 'onbestuurbaar', 'doordrenkt van wantrouwen', enzovoort. Zelfs de waarschuwing tegen het populisme moet kennelijk in een populistische verpakking gestopt worden om nog gelezen te worden.

Godfried Bomans. Genieten in een gekkenhuis. De beste stukken uit Elsevier. Elsevier, 2012 (2011).

Afbeelding
Dat Godfried Bomans tegenwoordig niet meer gelezen wordt, dat komt ook al door de (linkse) elite. Zoiets zou je kunnen opmaken uit het merkwaardige voorwoord dat Gerry van der List schreef bij zijn verzameling met stukken die Bomans, vooral in de jaren 40 en 50, schreef voor het tijdschrift Elsevier . Volgens Van der List werd Bomans systematisch ondergewaardeerd. Zo schreef Jeroen Brouwers, die, ook weer volgens Van der List, wel kennis had genomen van het werk van Bomans, dat deze zich teveel had versnipperd, en teveel had laten opeisen door de radio en tv om nog aan serieus werk toe te komen. Jawel, zegt Van der List dan, maar dat onderschat dat Bomans een echte spreker was. En voor de tv optreden en goed kunnen spreken, dat is toch minstens even waardevol als boeken schrijven die niemand leest! Dat mag allemaal best waar zijn, maar Van der List lijkt dan even te vergeten dat hij hiermee een, ahum, boek aan het inleiden is, van de schrijver  Bomans. Die schrijver laat zich o

Rolf Hosfeld. Tucholsky. Ein deutsches Leben. München: Siedler, 2012.

Afbeelding
Stalkers menen soms dat ze recht hebben op hun object van bewondering omdat ze denken er zoveel op te lijken: al hun gedachten worden immers ook door de bewonderde held uitgedrukt? Heeft die held dan soms geen toegang tot hun hoofd, en hebben zij dan niet omgekeerd evenveel recht op het zijne? Dat zij maar krabbelaars zijn en niets hebben gedaan dat zelfs maar in de buurt komt van wat de gestalkte heeft gedaan, dat doet er niets toe. Wat ben ik blij dat Kurt Tucholsky al meer dan dertig jaar dood was toen ik geboren werd, want wat had ik hem anders gestalkt. (Hij stierf zo'n beetje op de leeftijd die ik nu heb.)  Wat ik nu precies met hem gemeen denk te hebben, kan ik niet zeggen. Hij heeft om te beginnen onvergelijkelijk veel meer ellende over zich heen gekregen dan ik: de Eerste Wereldoorlog om te beginnen, en een haarscherp aanvoelen van de politieke situatie in de jaren twintig en vroege jaren dertig (hij stierf in 1935) daarna. Bovendien was hij een grote, zeer talentvol

Jan Weiler. Hier kommt Max. Fridolin, 2009.

Afbeelding
Het wordt tijd dat ik afscheid neem van Jan Weiler, de Duitse humoristische schrijver. Ik was enthousiast over zijn roman Drachensaat  en ontdekte daarna dat hij een boek had geschreven over de Zuid-Italiaanse familie van zijn vrouw, die wel wat weg heeft van de Zuid-Italiaanse familie van de mijne ( Maria, ihm schmeckt's nicht ). Maar met dit boek heeft hij zo misgeschoten, dat komt nooit meer goed. Hier kommt Max bestaat uit een aantal verhaaltjes over een jongetje – een moderne petit Nicolas . Hoewel: modern? De vader is een beetje een sukkel, maar wel degene die werkt. Moeder is slimmer en blijft thuis en neemt ook de echte opvoeding op zich. Zij is terecht streng, waar de vader maar over zijn hart strijkt. Zoals ook anderszins de moderne wereld niet echt binnentreedt. Het is een beetje behaagziek, Hier kommt Max, de goedmoedige, niemand kwetsende grapjes over Max die honing 'bijenkak' noemt en die door de meisjes bij het voetballen bij de neus wordt gehouden.

Kurt Tucholsky. Das große Lesebuch. Frankfurt am Main: Fischer, 2011.

Afbeelding
Kurt Tucholsky (1890-1935) is in Nederland geloof ik niet heel beroemd, al heeft zijn stijl wel grote invloed gehad – hij was een belangrijke bron van inspiratie voor Nederlandse columnisten zoals Karel van het Reve, Simon Carmiggelt en Annie M.G. Schmidt. En doordat die columnisten op hun beurt in de jaren zeventig en tachtig de toon aangaven in de letterkunde, klinkt de laconieke, enigszins spreektalige toon van Tucholsky nog steeds een beetje door. Zijn scepsis en onafhankelijkheid, zijn goedmoedige spot van de kleinburger, die waren voor enige tijd zo'n beetje ook het beste dat de Nederlandse literatuur te bieden had. Mijn grootvader Jan (1906-1991) kocht het verzameld werk en heeft er volgens mij ook veel in gelezen. Inmiddels heb ik dat werk alweer twintig jaar in huis. De eerste tien jaar van die periode heb ik er ook veel in gelezen, net als in de brievenboeken die mijn opa ook had.  Tucholsky was vooral een interessantere schrijver dan zijn Nederlandse volgelinge

Helene Uri. De besten onder ons. Breda: De Geus, 2012 (2006).

Afbeelding
vertaling: Neeltje Wiersma Ik heb het niet vaak, dat ik een boek lees dat ik zelf geschreven zou willen hebben. Ik kan van een boek genieten, ik kan het bewonderen, ik kan heel blij zijn dat het er is – maar waarom zou ik dat dan zelf geschreven willen hebben? Dat ligt anders bij De besten onder ons, de onlangs uit het Noors vertaalde roman van de Zweedse taalkundige Helene Uri. Dat is een prettig boek om te lezen, al kan ik niet zeggen dat het mijn leven een nieuwe wending gaat geven of dat ik verwacht dat Uri de Nobelprijs gaat krijgen. Maar wat leuk moet het zijn geweest om te schrijven! Het boek gaat over een van de vele gigantische instituten voor taalwetenschap die de Universiteit van Oslo in Uri's wereld kent. Dat is nét niet de echte wereld: het instituut is een instituut voor futuristische linguïstiek, dat wil zeggen dat er twee afdelingen zijn. De een houdt zich bezig met de vraag hoe de taal (het Noors, dialecten van het Noors, andere talen) er in de toekomst uit

Daniel H. Pink. Drive. The Surprising Truth About What Motivates Us. London: Penguin, 2011

Nou heb ik toch warempel een managementboek gelezen, geloof ik! Ik begon aan Drive  omdat een vriendin het me had aangeraden. Althans ze had me Pink aangeraden als een verfrissend denker en Drive  was het eerste dat ik vond als luisterboek. Ik heb ernaar geluisterd terwijl ik langs de Leidse singel rende. Volgens Drive  gaan mensen er teveel vanuit dat motivatie van buiten komt: ofwel uit biologische noodzaak (voorbeeld: brood op de plank), ofwel omdat je externe prikkels krijgt (voorbeeld: eindejaarsbonus). Mensen die volgens dit soort prikkels werken – volgens oude economische theorieën: alle mensen – noemt Pink x- mensen ( x  voor external ). Volgens Pink heeft de wetenschap de afgelopen decennia echter vastgesteld dat er ook andersoortige prikkels zijn: interne  motivatie, met bijbehorende i -mensen. Mensen doen veel dingen die ze doen omdat die dingen inherent leuk of prettig zijn om te doen, omdat mensen graag de wereld vooruithelpen, omdat ze graag met andere mensen dingen d

Simon Vestdijk. De koperen tuin. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2011 (1950).

Afbeelding
Nederlandse schrijvers worden, dat weet iedereen, na hun dood snel vergeten. Simon Vestdijk overleed in 1971, toen ik nog een peuter was. Ik ben dan ook van de generatie die de naam nog wel kent (en weet dat hij zat te schrijven met een stofzuiger aan om achtergrondgeluid weg te drukken), maar niet noemenswaardig van hem gelezen heeft. Maar ik heb toch ook de pretentie dat ik belezen ben, dus het moest er eens van komen – ruim veertig jaar na de dood van de meester heb ik een van zijn meesterwerken gelezen, De koperen tuin.  Althans, dat het een van zijn beste boeken was, schijnt Vestdijk zelf naar voren te hebben gebracht. Mij viel het eerlijk gezegd niet mee, dit verhaal van een jongeman die opgroeit in een burgerlijk gezin in een stadje in het noorden van Nederland, die gefascineerd raakt door de 'kunstenaar' van het stadje, een alcoholische pianoleraar annex dirigent, en die verliefd raakt op diens dochter, een grote, jongensachtige vrouw die door de plaatselijke nota

Joris van Casteren. Het zusje van de bruid. Het relaas van een onmogelijke liefde. Amsterdam: Prometheus, 2011

Afbeelding
Joris van Casteren had tien jaar geleden een verhouding met een jonge vrouw die bijwijlen liters wodka per dag dronk, dan weer iedere dag naar een dealer fietste voor heroïne, of speed, of crack, en dan weer een tijdjelang een mantelpak droeg om les te geven aan een Rotterdams gymnasium. Hij had haar ontmoet op het huwelijk van haar zus met een collega van hem bij de Groene Amsterdammer. Hij dacht haar te kunnen redden, en dat verzekerden ook verschillende mensen hem, dat hij haar zou kunnen redden. Maar het mocht niet baten: ook hij kon niet op tegen haar drugsgebruik en haar waanzin en werd haar huis uit gegooid. Er werd toen dit boek verscheen nogal, laten we zeggen, moralistisch gereageerd op dit boek, bijvoorbeeld in een recensie door Natasha Gerson in  De Groene . Daarop zeiden de auteur , en anderen, dan weer dat men nu alleen maar woedend was omdat de methoden van de participerende journalistiek nu eens werden toegepast op de Amsterdamse grachtengordel zelf. (Lees vooral o

Sofie Rozendaal. Indien plaats beschikbaar. Amsterdam: Van Gennep, 2012

Afbeelding
Wie is Sofie? Een jonge vrouw die te kampen heeft met een eetprobleem met een minder bekende oorzaak – ze is er niet op uit om te vermageren, ze kan alleen niet tegen de gedachte dat ze allerlei vreemde dingen in haar buik moet toelaten, die haar misschien ziek maken. Ze gaat op een dag mee met haar vader, een piloot die een passagiersvliegtuig de oceaan over vliegt, naar Californië. Dat vliegtuig heeft als het ware ook iets vreemds in zijn buik: een paard dat zo panisch van angst raakt dat het een gevaar wordt. De vader moet een noodlanding maken in Canada, maar weigert uiteindelijk om het paard uit de buik van het vliegtuig te laten gaan – in Canada zou hij moeten worden afgemaakt. WIe is Sofie Rozendaal? Zij is de 24-jarige schrijfster van deze roman over buiken en wat daar in kan verdwijnen, en over paarden en mannen die wild en woest worden. Eerder heeft ze (blijkens de achterflap) boeken geschreven met titelsals Gek van eten. Als voeding je leven regeert en Blonde manen . Ne

Peter Bergen. Manhunt. The Ten-Year Search for Bin Laden from 9/11 to Abottabad. London: The Bodley Head, 2012.

Er gebeurt de hele tijd zoveel, je zou bijna vergeten dat Osama bin Laden alweer meer dan een jaar geleden door een speciale Amerikaanse eenheid in zijn huis is doodgeschoten. Het was in het nieuws - president Obama die zakelijk aankondigde dat Bin Laden er niet meer was -, je verwonderde je een paar dagen over hoe dat allemaal mogelijk was en hoe men de terrorist precies gevangen had en toen was de aandacht alweer verlegd naar iets anders. Gelukkig geldt dat niet voor iedereen. De Amerikaanse journalist Peter Bergen bijvoorbeeld had Bin Laden al gevolgd voor 11 september 2001 en is dat blijven doen. Met Manhunt heeft hij nu een heel sterk journalistiek boek geschreven waarin hij zowel de laatste jaren van Bin Laden als de tienjarige jacht van vooral de CIA onder de regeringen Bush en Obama nauwkeurig reconstrueert. Dat is aan de ene kant het verhaal van een loser. Iemand die dacht dat hij met zijn aanslagen de Amerikanen uit de islamitische wereld kon verdrijven, maar het omgekeerd

Christian Kracht. Imperium. Köln: Kiepenheuer & Witsch, 2012.

Afbeelding
Ik was onlangs op vakantie en zocht nog wat interessante moderne boeken om op mijn e-reader te zetten. Wat is volgens jou de interessantste Duitse roman van de afgelopen tijd, vroeg ik aan een bevriende germanist, via Twitter (want als het gaat om het volgen de de hedendaagse literatuur worden alle middelen ingezet). En zo kwam ik aan Imperium , de roman van Christian Kracht. ik volg de Duitse literatuur niet bepaald van nabij. Ik had bijvoorbeeld noch van Kracht noch van het rumoer rondom zijn boek gehoord. De germaniste verzekerde me dat het schandaal ten onrechte was, en ik besloot Imperium dan ook nu eens niet te goolen – bij uitzondering, want ik lees eigenlijk nooit meer boeken zonder tussendoor af en toe iets over boek of schrijver op te zoeken. Imperium is inderdaad een mooi boek – een prettige, wat ouderwetse stijl en een aantal fascinerende motieven. Het vertelt de geschiedenis van een zekere Engelhardt, een Duitse vegetariër die aan het begin van de vorige eeuw het id

Karel van het Reve. Uren met Henk Broekhuis. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006 (1979)

De meeste Nederlandse schrijvers raken, zo wordt algemeen beweerd, na hun dood snel vergeten. Er is zeker de laatste jaren een soort explosie van openbaar verdriet en aanhankelijkheid vlak na hun sterven, en daarna wordt het werk opgeborgen in een bibliotheek, voortaan het domein van specialisten. Ik geloof dat dit niet aan de hand is met Karel van het Reve. Sterker nog, bijna het omgekeerde lijkt te gebeuren. Van het Reve wordt omarmd in de kranten, hij wordt door hedendaagse schrijvers als Arnon Grunberg en columnisten als Theodor Holman genoemd als belangrijk voorbeeld. Het zou me niet verbazen als hij binnen een paar jaar beter gelezen wordt dan zijn broer Gerard die (ik zeg het er maar bij) tijdens hun beider leven zonder enige twijfel als de belangrijke schrijver werd gezien. Ik ben bang dat dit komt doordat Van het Reve zo toegankelijk is en daarbij ook nog een aardige truc toepaste: hij beweerde dat toegankelijk schrijven vaak wordt misverstaan, dat mensen denken dat toegan

Nikos Kazantzakis. Christ Recrucified. London: Faber and Faber, z.j. (1946)

Vertaling: Jonathan Griffin In een Grieks dorp in Anatolië wordt iedere zeven jaar een passiespel gehouden. Ook voor dit jaar, vermoedelijk ergens in 1918 of 1919, hebben de notabelen van het dorp een selectie gemaakt van de dorpelingen die Jezus en de voornaamste apostelen (Johannes, Jacob, Petrus, Judas) mogen spelen. Ze drukken hun op het hart dat ze tot de volgende Pasen zich dan ook wel waardig moeten gedragen. De jonge mannen die de opdracht krijgen, nemen hun taak echter serieuzer dan de bedoeling was. In plaats van braaf over de gebaande paden van de notabelen te wandelen, beginnen ze écht Jezus na te volgen - de revolutionaire Jezus, die opkomt voor de armen en de verdrukten, die zelf het wereldse verzaakt en niet bang is om zijn leven op het spel te zetten om anderen te redden. Langzaam maar zeker keren de notabelen, en dan vooral de lokale, volgevreten pope, zich tegen hen. Manolios, de man die Jezus zou spelen wordt voor bolsjewiek uitgemaakt, geëxcommuniceerd, en uite

John E. Joseph. Saussure. Oxford: Oxford University Press.

Afbeelding
Wie was Ferdinand de Saussure? De vader van de twintigste-eeuwse taalwetenschap, de man die na briljant werk als student in de beste tradities van de negentiende eeuw rond zijn vijftigste een nieuwe visie op het vak zou definiëren die het tot de op dag van vandaag mede zou bepalen? Een calvinistische aristocraat uit Genève die zijn leven lang afstand hield van mensen die hij niet persoonlijk kende? Een professor Sanskriet die maar een paar studenten per jaar had en daarom werd aangevallen toen men in Genève ook een business school wilde instellen? Saussure was hoe dan ook een intrigerende figuur. Het is jammer dat hij intellectueel gezien in zulke bedenkelijke handen is gevallen. Aan het eind van zijn 650 pagina's tellende biografie (voetnoten en literatuurverwijzingen niet meegerekend) klaagt John E. Joseph, taalkundige in Edinburgh, alvast over een toekomstige Franse biografie waarin een verband wordt gelegd tussen een fonologische theorie van Saussure en biseksualiteit. Maar

Koen Haegens. Neem de tijd. Overleven in de to go maatschappij. Amsterdam: Ambo, 2012.

Afbeelding
We leven in een tijd waarin werk en privé-leven steeds meer in elkaar schuiven: de laptop gaat ook mee op vakantie en via de mobiele telefoon zijn we altijd bereikbaar voor van alles en nog wat. We hebben misschien meer vrije uren dan onze grootouders, maar ondertussen heeft het werk zich in die uren ingevreten. Bovendien is het arbeidsethos totaal in onze geest ingevreten: we hebben, zegt Koen Haegens in Neem de tijd de prikklok geïnternaliseerd. Althans, wij, de elite, heeft dat gedaan. De mensen die achtergebleven zijn, die nog niet dag en nacht werken, die noemen wij de onderklasse. Het komt allemaal door een monsterverbond van het neoliberalisme, dat uit alle macht alles uit ons wil persen wat erin zit, en het hippiedom, dat ons heeft doen geloven dat werk fijn is als je jezelf erin kunt ontplooien. Dit alles is een interessant betoog, maar ik weet niet of Haegens er per se een boek over had moeten schrijven. De kern van dit betoog publiceerde hij enkele maanden geleden in De

Alessandro Baricco. I barbari. Saggio sulla mutazione. Milano: Feltrinelli, 2011 (2006).

Afbeelding
Wij zijn de barbaren en we staan voor de poorten van onze beschaving. We zijn nomaden, misschien niet in fysieke zin, maar wel in intellectuele: in plaats van ons ergens te vestigen (ons in een onderwerp te specialiseren), surfen we rond. We geloven niet meer in de diepe ervaring die moeite kost, het boek dat veroverd moet worden, maar alleen nog maar in het hoppen van de ene ervaring naar de andere. We willen spektakel, we willen nieuws, we willen toegankelijkheid. En daarmee maken we een oude traditie kapot. Dat is ongeveer het betoog van Alessandro Baricc, voor u handig samengevat in een paar regeltjes zodat u ook snel weer verder kunt met uw leven. Baricco laat zien dat er aan het binnenvallen van de barbaren niet te ontkomen valt. Dat het een trend is die al diep in de negentiende-eeuw werd ingeze, toen een muziekcriticus over de negende van Beethoven schreef dat het zo op effectbejag uit was, alleen geschikt voor de lezers van romannetjes — terwijl de negende en het lezen van