Mirjam van Hengel. Hoe mooi alles. Leo en Tineke Vroman, een liefde in oorlogstijd. Amsterdam: Querido, 2014

Als hij twee jaar geleden niet overleden was, hadden we een van de bijzonderste mensen uit de twintigste eeuw nog onder ons gehad – Leo Vroman. Aan zijn vitaliteit leek geen einde te komen, dus dat hij wél overleden is, en nog wel enkele decennia voor zijn 120e verjaardag vind ik nog steeds vreemd. Zijn werk zat zo vol leven, zijn leven zo vol werk. Ik las hem graag, en hij was denk ik mijn favoriete geïnterviewde uit de Nederlandse literatuur (als Gerard Reve even hors catégorie wordt geplaatst).

Mirjam van Hengel schreef een boek over een van de belangrijkste episodes uit Leo's leven én dat van Tineke, zijn eeuwige geliefde: hoe ze elkaar ontmoetten vlak voor de oorlog, hoe ze door die oorlog zeven jaar lang gescheiden waren (Leo was Joods en ontvluchtte ons land in de nacht na de capitulatie op een spectactulaire manier, maar eindigde uiteindelijk in Nederlands Indië, waar hij in allerlei kampen terecht kwam), maar naar elkaar bleven verlangen. Hoe het uiteindelijk allemaal goed kwam, voor altijd, of in ieder geval tot twee jaar geleden, in een almaar voortdurende symbiose van liefde.

Van Hengel heeft daarvoor goed journalistiek werk gedaan. Ze maakt het niet mooier dan het is, probeert onder het romantische verhaal ook het échte te laten zien – in de beginjaren was Tineke in sommige opzichten meer onder de indruk van de dichter Max de Jong dan van Leo –, maar juist daardoor begint het feitelijke, ontroerende verhaal natuurlijk alleen maar te fonkelen. Het was weliswaar bijna volmaakt, een bijna volmaakte liefde. Maar het was ook echt.

Je raakt ook jaloers op al het materiaal dat ze heeft mogen inzien: al die dagboeken, al die brieven. Ze klaagt er zelf weliswaar over dat het haar soms teveel werd, zoveel intimiteit die duidelijk niet voor haar bedoeld was. Maar zij had toch maar de luxe om in al dat mooie materiaal het teveel te kunnen zien.

Ze schrijft het zelf ook niet eens zo heel goed op, de toon is soms die van uitgewerkte aantekeningen, en de korte passages waarin ze beschrijft hoe ze zelf de huizen bezoekt waar een en ander is gebeurd, of overeenkomsten beschrijft met haar eigen familie, voegen voor mij weinig toe. Het boek was denk ik iets sterker geweest als Van Hengel helemaal zakelijk was gebleven, er niet tussen was gaan staan; het doet vooral verlangen naar een mooie selectie uit al dat materiaal, met goed commentaar, zodat het door de geliefden zélf verteld kan worden.

Maar dat doet niets af aan hoe indrukwekkend dat verhaal is; en hoe fijn het is dat iemand dat allemaal bij elkaar heeft gezet.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.